Naar boven ↑

B.I. Kraaipoel

Met annotatie door S.L. Haanschoten

Rechtspraak

OR 2023-0108

Minister van Financiën/Stichting Beheer SNS Reaal, FNV, VEB e.a.

De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie van de Minister van Financien tegen de eindbeschikking van de OK in de procedure over de onteigening van de SNS Bank. De OK stelde in die beschikking de schadeloosstelling voor de onteigening van effecten, uitgegeven door SNS Bank en SNS Reaal en van vorderingen op die vennootschappen vast. De Minister van Financiën komt tegen de eindbeschikking van de OK in beroep in cassatie. De kern van het bezwaar van de Minister van Financiën is dat de door de OK bepaalde waarde van de achtergestelde obligaties en leningen ver ligt boven de waarde die zij volgens hem op het moment van de onteigening werkelijk hadden. De klachten richten zich vooral op oordelen van de OK, waarmee zij heeft aangesloten bij een deskundigenrapport. De Hoge Raad stelt voorop dat een rechter een beperkte motiveringsplicht heeft ten aanzien van zijn beslissing om de bevindingen van een deskundige al dan niet te volgen. De klachten van de minister zien vooral op door de OK gemaakte keuzes bij het toepassen van de maatstaf om de schadeloosstelling te bepalen. Die klachten slagen niet omdat de uitleg van de OK geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en niet onbegrijpelijk of onvoldoende is gemotiveerd. In de uitspraak van de OK omtrent de kosten van het geding (art. 6:11 lid 4 Wft) stelde de OK een algemeen plafond vast voor de kosten van belanghebbenden. De OK heeft een grote mate van vrijheid bij de bepaling welke omvang van kosten redelijk is en heeft daarbij niet individueel hoeven toetsen. De Hoge Raad vindt de bepaling van een algemeen plafond niet onbegrijpelijk. De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Hoge Raad, 21-04-2023