Leferink q.q./Bestuurders van Dock 25 B.V.
De curator van een failliete vennootschap stelt de twee (oud-)bestuurders aansprakelijk voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. De rechtbank overweegt dat de administratieplicht is geschonden en dat de ene bestuurder (‘Bestuurder 1’) vermogen aan de vennootschap heeft onttrokken. De bestuurders zijn daarom in beginsel aansprakelijk voor het boedeltekort. Het beroep van de andere bestuurder (‘Bestuurder 2’) op disculpatie slaagt niet. De rechtbank oordeelt dat Bestuurder 2, toen hij van zijn medebestuurder geen inzage kreeg in de administratie en signalen kreeg van problemen met betalingen, onvoldoende (verscherpt) toezicht heeft gehouden op zijn medebestuurder. Omdat Bestuurder 2 relatief snel na het ontdekken van de problemen is afgetreden terwijl na zijn aftreden veel meer fout is gegaan dan daarvoor, matigt de rechtbank het aansprakelijke bedrag tot 20% van het boedeltekort. In de vrijwaringsprocedure oordeelt de rechtbank dat slechts de helft van het bedrag dat Bestuurder 2 verschuldigd is hem aangaat. Als Bestuurder 2 meer betaalt dan hem in de onderlinge verhouding tot Bestuurder 1 aangaat, moet Bestuurder 1 dit aan hem vergoeden.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 15-10-2025