Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

141 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0276

Fort Oranje/Keytech

Fort Oranje exploiteert een camping/recreatieterrein in de gemeente Zundert. X was in 2010 en daarvoor bestuurder van Fort Oranje. Behalve X zijn (indirect) bestuurder van Fort Oranje: XX (zoon van X) en Y (echtgenote van X). Keytech heeft in de periode van 8 augustus t/m 5 september 2011 zes facturen aan Fort Oranje gestuurd ten bedrage van in totaal € 47.746. De facturen betreffen de inzet van brandwachten in de periode van week 29 t/m 34 van 2011. Deze facturen zijn niet betaald. Keytech heeft Fort Oranje gedagvaard voor de Rechtbank Breda en onder meer gevorderd dat Fort Oranje wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen aan Keytech. De rechtbank stelde vast dat er tussen Keytech en Fort Oranje een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. Fort Oranje heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof ’s-Hertogenbosch. Het hof oordeelde, evenals eerder de rechtbank, dat aangenomen moet worden dat X zelfstandig bevoegd was om Fort Oranje te binden. Het beroep van Fort Oranje op vernietiging van de overeenkomst wegens een geestelijke stoornis bij X, werd ook in hoger beroep verworpen. Fort Oranje heeft bij dagvaarding cassatieberoep ingesteld tegen het voornoemde arrest van het hof. De conclusie van A-G Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Hoge Raad, 10-07-2015

Rechtspraak

OR 2015-0275

Fort Oranje/Keytech

Fort Oranje exploiteert een camping/recreatieterrein in de gemeente Zundert. X was in 2010 en daarvoor bestuurder van Fort Oranje. Behalve X zijn (indirect) bestuurder van Fort Oranje: XX (zoon van X) en Y (echtgenote van X). Keytech heeft in de periode van 8 augustus t/m 5 september 2011 zes facturen aan Fort Oranje gestuurd ten bedrage van in totaal € 47.746. De facturen betreffen de inzet van brandwachten in de periode van week 29 t/m 34 van 2011. Deze facturen zijn niet betaald. Keytech heeft Fort Oranje gedagvaard voor de Rechtbank Breda en onder meer gevorderd dat Fort Oranje wordt veroordeeld tot betaling van de openstaande facturen aan Keytech. De rechtbank stelde vast dat er tussen Keytech en Fort Oranje een mondelinge overeenkomst tot stand is gekomen. Fort Oranje heeft hoger beroep ingesteld bij het Hof ’s-Hertogenbosch. Het hof oordeelde, evenals eerder de rechtbank, dat aangenomen moet worden dat X zelfstandig bevoegd was om Fort Oranje te binden. Het beroep van Fort Oranje op vernietiging van de overeenkomst wegens een geestelijke stoornis bij X, werd ook in hoger beroep verworpen. Fort Oranje heeft bij dagvaarding cassatieberoep ingesteld tegen het voornoemde arrest van het hof. De conclusie van A-G Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van artikel 81 lid 1 RO. De Hoge Raad oordeelt dat de in het middel aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Hoge Raad, 29-05-2015

Rechtspraak

OR 2015-0230

Havi Reizen B.V./A c.s.

Havi heeft op 12 januari 2009 een samenwerkingsovereenkomst gesloten met Benga. Benga heeft in de jaren daarna haar statutaire naam gewijzigd in Kidz BV. De activiteiten van Kidz BV zijn achtereenvolgens overgedragen aan B respectievelijk A. Bij brief van 19 augustus 2013 heeft A aan Havi bericht dat zij geen vervoersovereenkomsten meer met Havi zal sluiten. Havi heeft vervolgens Kidz BV, B en A aangesproken en onder meer nakoming van de samenwerkingsovereenkomst gevorderd, alsmede betaling van openstaande facturen. In de tussentijd failleert Kidz. Havi stelt zich primair op het standpunt dat de tussen haar en Kidz gesloten samenwerkingsovereenkomst tweemaal is overgedragen. Niet gesteld of gebleken is dat een afzonderlijke akte – dus een schriftelijke overeenkomst – is opgesteld tussen enerzijds Kidz en B en anderzijds B en A. Dit betekent dat de samenwerkingsovereenkomst niet door B of A is overgenomen. Havi kan zich ook niet met succes beroepen op schuldoverneming door B en A. Schuldoverneming vereist weliswaar geen akte, maar wel wilsovereenstemming. Het bestaan daarvan kan niet worden aangenomen. Het voorgaande brengt mee dat A en B in beginsel gehouden zijn tot betaling van de nog openstaande facturen die voortvloeien uit de door hen gesloten individuele vervoersovereenkomsten. Havi heeft daarnaast een vordering ingesteld tegen C als bestuurder van zowel Kidz als B. De vordering van Havi tegen C als bestuurder van zowel Kidz als B wordt door de rechtbank afgewezen, nu die vordering niet inhoudelijk is onderbouwd.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 21-01-2015