mr. Ali Ben Daoued q.q./X
Vordering van eiser, de curator van een gefailleerde vennootschap (‘X’), tegen gedaagden, haar gewezen (middellijke) bestuurders en moedermaatschappij, tot betaling van het boedeltekort en de faillissementskosten. Gedaagden hebben activa overgeheveld van X naar een andere dochtermaatschappij (‘Y’), het krediet van X bij de Rabobank afgelost teneinde Y te kunnen verkopen en vervolgens het faillissement van X aangevraagd. De rechtbank oordeelt dat gedaagden de bedoeling hadden vermogen aan X te onttrekken en aan zichzelf ten goede te laten komen in plaats van aan de schuldeisers van X, welke benadelingshandeling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Voorts hebben gedaagden naar het oordeel van de rechtbank gefingeerd dat de overdracht van activa ruim vóór de faillissementsaanvraag plaatsvond, en met deze valsheid in geschrifte hun boekhoudplicht geschonden. Hieruit volgt volgens de rechtbank dat het faillissement van X uiteindelijk alleen is aangevraagd om te kunnen bewerkstelligen dat Y kon worden verkocht. De slotsom is dat gedaagden als gewezen bestuur van X hun taak kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, waarbij aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 27-07-2016