Stichting Bewaarder HGF III/gedaagde
HGF III heeft als verhuurder een afbetalingsregeling gesloten met haar huurder en twee groepsmaatschappijen van die huurder, die (deels) ook gebruikmaakten van de huurruimte. Nadat een van die vennootschappen failliet wordt verklaard, spreekt HGF III de (uiteindelijk) bestuurder van de schuldenaren persoonlijk aan voor nakoming van de afbetalingsregeling. Aan haar vorderingen legt HGF III ten grondslag dat gedaagde bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst onrechtmatig jegens HGF III heeft gehandeld en dat hem daarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het betoog van HGF III dat gedaagde een vooropgezet plan heeft uitgevoerd (dat uiteindelijk resulteerde in een doorstart) en haar daarbij om de tuin heeft geleid en dat gedaagde bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst in ieder geval wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Bedrijf II niet aan haar verplichtingen op grond van de vaststellingsovereenkomst zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, slaagt niet. Vast is komen te staan dat HGF III bekend was met de moeilijke financiële situatie bij de betrokken groepsvennootschappen. De stelling van HGF III, dat gedaagde haar tijdens de onderhandelingen die aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn voorafgegaan heeft meegedeeld dat de nadien gefailleerde groepsvennootschap solvabel en financieel gezonde was, mist dan ook iedere grond.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 14-10-2015