Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.693 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0359

Stichting Bewaarder HGF III/gedaagde

HGF III heeft als verhuurder een afbetalingsregeling gesloten met haar huurder en twee groepsmaatschappijen van die huurder, die (deels) ook gebruikmaakten van de huurruimte. Nadat een van die vennootschappen failliet wordt verklaard, spreekt HGF III de (uiteindelijk) bestuurder van de schuldenaren persoonlijk aan voor nakoming van de afbetalingsregeling. Aan haar vorderingen legt HGF III ten grondslag dat gedaagde bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst onrechtmatig jegens HGF III heeft gehandeld en dat hem daarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden gemaakt. Het betoog van HGF III dat gedaagde een vooropgezet plan heeft uitgevoerd (dat uiteindelijk resulteerde in een doorstart) en haar daarbij om de tuin heeft geleid en dat gedaagde bij het sluiten van de vaststellingsovereenkomst in ieder geval wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat Bedrijf II niet aan haar verplichtingen op grond van de vaststellingsovereenkomst zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, slaagt niet. Vast is komen te staan dat HGF III bekend was met de moeilijke financiële situatie bij de betrokken groepsvennootschappen. De stelling van HGF III, dat gedaagde haar tijdens de onderhandelingen die aan het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn voorafgegaan heeft meegedeeld dat de nadien gefailleerde groepsvennootschap solvabel en financieel gezonde was, mist dan ook iedere grond.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 14-10-2015

Rechtspraak

OR 2015-0358

X/Y

Eiseressen hebben ieder een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Attica. Eiseressen stellen dat Attica de vermogensbeheerovereenkomsten niet is nagekomen en dat door Attica een risicovol beleggingsbeleid gevoerd is. Volgens eiseressen heeft Attica daarmee niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vermogensbeheerder mocht worden verwacht. Als gevolg daarvan zouden eiseressen schade geleden hebben, voor welke schade zij de bestuurder van Attica persoonlijk aansprakelijk stellen. Attica zelfs is reeds in 2012 gefailleerd. Eiseressen betogen in de eerste plaats dat gedaagde rechtstreeks uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. De rechtbank stelt vast dat van een situatie als bedoeld in het Spaanse Villa-arrest hier geen sprake is, omdat het in dezen immers steeds gaat om het al dan niet toelaten of bewerkstellingen door gedaagde dat Attica tekortschiet in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de met eiseressen gesloten vermogensbeheerovereenkomsten, dan wel dat Attica in strijd met haar zorgplicht en daarmee onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld. Eiseressen hebben in de tweede plaats betoogd dat gedaagde als bestuurder van Attica jegens eiseressen persoonlijk aansprakelijk is voor de door hen geleden schade als gevolg van de tekortkomingen van Attica. De rechtbank concludeert dat evenmin is komen vast te staan dat gedaagde persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van het tekortschieten van Attica. Gedaagde is noch rechtstreeks, noch als bestuurder persoonlijk aansprakelijk te houden. De vorderingen van eiseressen zullen derhalve worden afgewezen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23-09-2015

Rechtspraak

OR 2015-0348

Dekker q.q./Geïntimeerde

Het hof overweegt ten aanzien van de vraag of geïntimeerde, vanwege te late publicatie van de jaarrekening en vanwege een aantal materiële verwijten, op de voet van artikel 2:248 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor het faillissementstekort van W en D als volgt. Nu het bestuur van W en D, waarvan destijds alleen geïntimeerde deel uitmaakte, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de jaarrekening tijdig te publiceren en er geen sprake is van een onbelangrijk verzuim, staat op grond van artikel 2:248 lid 2 BW vast dat het bestuur zijn taak ook voor het overige onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van W en D. Geïntimeerde ontzenuwt dit vermoeden door aannemelijk te maken dat een verkeersongeval een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het ligt aldus op de weg van de curator om op de voet van artikel 2:248 lid 1 BW aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen redelijk denkend bestuurder zo lang zou hebben voortgezet als geïntimeerde heeft gedaan, waarbij de schulden flink opliepen. De curator heeft aannemelijk gemaakt dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-09-2015

Met annotatie door M. Mussche

Rechtspraak

OR 2015-0347

X/Y

Onbehoorlijk bestuur. Aansprakelijkheid voor boedeltekort. Onrechtmatige schuldeisersbenadeling. De eisen die artikel 2:10 BW stelt, hangen mede af van de aard en opzet, alsmede de organisatie van de onderneming van de rechtspersoon en haar werkzaamheden. Daarbij gaat het erom dat het bestuur op verantwoorde wijze beslissingen kan nemen op basis van betrouwbare informatie over de financiële positie van de vennootschap en dat uit die informatie, ook voor een faillissementscurator, een eenduidig en getrouw beeld volgt van de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon. Ondanks het ontbreken van grootboekoverzichten, debiteuren- en crediteurenlijsten, journaalposten en kolommenbalansen, geeft de wel aanwezige 'onderliggende administratie' een redelijk inzicht in de vermogenstoestand. Voor de vraag of de rechtshandeling de schuldeisers van de vennootschappen heeft benadeeld, moet de hypothetische situatie waarin de schuldeisers zouden hebben verkeerd zonder de gewraakte rechtshandeling worden vergeleken met de situatie waarin zij zich feitelijk bevinden als die rechtshandeling onaangetast blijft. Het gaat er daarbij om of de met de rechtshandeling samenhangende voor- en nadelen tot benadeling van de schuldeisers hebben geleid. Het enkele feit dat de vennootschappen hun bedrijfsvoering ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst hadden gestaakt, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer met zich dat het niet noodzakelijk was om een kantoorruimte te huren.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 23-09-2015