Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.693 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0343

X/Y

In deze zaak heeft Whermo B.V. met een aantal groepsvennootschappen een activa-overeenkomst gesloten, waarbij Whermo haar voorraad en inventaris heeft verkocht aan haar enig aandeelhouder, alle intellectuele eigendomsrechten heeft verkocht aan de enige bestuurder van Whermo (de holding), en alle lopende contracten en de goodwill van Whermo heeft overgedragen aan vier andere groepsvennootschappen. De curator van Whermo B.V. stelt onder meer dat de bestuurders door het sluiten van de activa-overeenkomst hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, hetgeen een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Whermo, zodat de bestuurders uit hoofde van artikel 2:248 lid 1 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort van het faillissement. De rechtbank overweegt dat het feit dat met de kennis van nu geoordeeld zou kunnen worden dat een bepaalde beslissing uit het verleden onjuist of onverstandig is gebleken, onvoldoende is om van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling te kunnen spreken. Volgens de rechtbank zijn de stellingen van de curator onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de bestuurders door het aangaan van de activa-overeenkomst niet hebben gehandeld als een redelijk denkend en handelend bestuurder onder dezelfde omstandigheden op een dergelijke wijze zou hebben gedaan en er dus sprake zou zijn van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. Redengevend voor dit oordeel is – kort gezegd – dat de curator haar stellingen, gelet op het verweer van de bestuurders over de toestand van Whermo en de ontbrekende redelijke alternatieven, onvoldoende nader heeft onderbouwd, terwijl het juist op de weg van de curator lag om dit wel te doen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29-07-2015

Rechtspraak

OR 2015-0339

InfoRhei/X en LaBell

InfoRhei vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat geïntimeerde (onder meer als indirect medeaandeelhouder en -bestuurder van Mulix c.s.) en LaBell (als deelneming van geïntimeerde die met Mulix c.s. concurreerde) zich onrechtmatig jegens haar hebben gedragen en dat zij de daardoor veroorzaakte schade van InfoRhei moeten betalen, op te maken bij staat. Het hof stelt voorop dat de vordering van InfoRhei jegens geïntimeerde strekt tot vergoeding van ‘afgeleide schade’. De HR heeft in ECLI:NL:HR:2007:AZ0419 bepaald dat slechts in bepaalde situaties de aandeelhouder, zoals in dit geval InfoRhei, afgeleide schade kan vorderen. Dit kan als de afgeleide schade het gevolg is van de schending van een jegens hem geldende specifieke zorgvuldigheidsverplichting. Daarvan kan onder meer sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder door middel van zijn tekortkoming aan de rechtspersoon schade heeft toegebracht met de opzet om de aandeelhouder te benadelen. Geïntimeerde is als (indirect) bestuurder jegens Mulix tekortgeschoten, omdat hij met zijn handelwijze winsten aan Mulix onttrokken heeft, waardoor hem een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kan worden ex artikel 2:9 BW. Het hof oordeelt vervolgens dat InfoRhei desalniettemin onvoldoende bewezen heeft dat geïntimeerde ook opzet heeft gehad om InfoRhei te benadelen, en geeft daartoe InfoRhei een bewijsopdracht.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-09-2015

Met annotatie door T.A. Keijzer en C.C. de Kluiver

Rechtspraak

OR 2015-0332

Young Boys V.V.

Bestuurdersaansprakelijkheid. De vereniging met volledige rechtsbevoegdheid V.V. Young Boys (hierna: 'de vereniging') is een voetbalclub. De Belastingdienst heeft geconstateerd dat de vereniging een onvolledige administratie heeft gevoerd, dat inkomsten uit kantine-exploitatie, sponsorbijdragen en verkoop van entreekaarten niet of nauwelijks werden bijgehouden en dat de vereniging nooit aangifte omzet- en loonbelasting heeft gedaan. Daarop heeft de Belastingdienst naheffingsaanslagen opgelegd. Vanaf maart 2010 werden in de bestuurskamer van de vereniging (illegale) pokeravonden gehouden. Gedaagde 2 en 7 zijn vervolgd voor het organiseren van de pokeravonden en het witwassen van de pokeropbrengsten. In 2012 heeft het interim-bestuur het faillissement van de vereniging aangevraagd wegens financiële problemen van de vereniging. De curator vordert, kort samengevat, een verklaring voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor primair het faillissementstekort van de vereniging ex artikel 2:50a jo. 2:138 BW, en subsidiair voor de schade als gevolg van hun onrechtmatig handelen. De primaire vordering strandt, nu de curator onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van een aan de vennootschapsbelasting onderworpen vereniging. De subsidiaire vordering wordt toegewezen. Bij de beoordeling van de subsidiaire vordering overweegt de rechtbank dat geen, althans geen deugdelijke administratie of boekhouding is bijgehouden, dat er jarenlang geen belastingaangiften zijn gedaan, er geen ledenvergaderingen zijn gehouden en er een frauduleuze boekhouding werd gevoerd waarbij illegale pokeravonden in het clubhuis werden georganiseerd waarbij de daaruit voortvloeiende inkomsten op frauduleuze wijze in de boekhouding van de vereniging werden verwerkt en ingezet om schulden van de vereniging te betalen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van een tekortkoming in de behoorlijke taakvervulling van de bestuurders in de zin van artikel 2:9 BW (oud).
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 02-09-2015