Damen q.q./bestuurder NJF54 B.V.
Bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 2:248 BW. De bestuurder weerlegt het vermoeden dat zijn kennelijk onbehoorlijke taakuitoefening een belangrijke oorzaak was van het faillissement. Aan het bestaan van de andere belangrijke oorzaak, de instroom van goedkopere arbeidskrachten uit Oost-Europa, doet niet af dat de vennootschap met een andere hoofdactiviteit nadien nog een (kleine) omzet heeft kunnen genereren. Curator slaagt er niet in aannemelijk te maken dat het kennelijk onbehoorlijk bestuur tóch een belangrijke oorzaak voor het faillissement is geweest. De curator voert nog aan dat de rechtbank de curator niet in de gelegenheid heeft gesteld om, na het weerleggen van het vermoeden door de bestuurder, aannemelijk te maken dat het kennelijk onbehoorlijk bestuur van de bestuurder mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest (HR 30 november 2007, NJ 2008/91 (Blue Tomato)). Het hof geeft de curator daarin gelijk, maar overweegt dat de curator daartoe in hoger beroep voldoende gelegenheid heeft, zodat dit niet hoeft te leiden tot de vernietiging van de uitspraak van de rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 18-11-2014