Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.668 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0021

Bestuurder van een crediteur van failliete Beryl Personeel B.V./Dulack q.q.

Een vennootschap komt in de financiële problemen door een aandeelhoudersruzie. De bestuurder probeert de vennootschap te redden, maar uiteindelijk lukt dat niet en de vennootschap gaat failliet. Een uitlener die personeel heeft uitgeleend aan de vennootschap, gaat zelf ook failliet. De curator q.q. van de uitlener stelt de bestuurder van de vennootschap aansprakelijk wegens voortzetting van de uitleenovereenkomst en het aangaan van een nieuwe overeenkomst met de uitlener, wetende dat de vennootschap die overeenkomst niet na zal kunnen komen en geen verhaal zal bieden voor de dientengevolge geleden schade. Ook verwijt de curator q.q. van de uitlener de bestuurder dat hij hem niet heeft geïnformeerd over de slechte financiële situatie. De rechtbank wijst in eerste instantie de vordering van de curator q.q. toe wegens schending van de Beklamelnorm en veroordeelt de bestuurder van de failliete vennootschap tot betaling van het totaalbedrag van openstaande facturen aan de uitlener. De bestuurder gaat met succes in hoger beroep. Uit verschillende omstandigheden blijkt volgens het hof dat de bestuurder zelf nog vertrouwen had in de kans van slagen van de reddingspoging, onder andere omdat hij nog een lening verstrekt aan de vennootschap en zijn eigen vorderingen op de vennootschap uit hoofde van een management- en een huurovereenkomst niet int. Ook anderen hadden nog vertrouwen, zo blijkt bijvoorbeeld uit de prijs die de compagnon van de bestuurder vraagt voor zijn aandelen en het feit dat er serieuze gesprekken zijn gevoerd met een potentiële nieuwe investeerder. Daarnaast blijkt uit correspondentie dat de bestuurder Beryl wel heeft geïnformeerd over de financiële situatie en Beryl er zelf mee heeft ingestemd om de rechtsverhouding voort te zetten. Hoewel achteraf beschouwd het voortzetten van de onderneming niet de juiste keuze is geweest, kan naar het oordeel van het hof in de gegeven omstandigheden van het geval de bestuurder daarvan geen persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, gezien de aan een bestuurder toekomende ruimte om een reddingspoging te doen. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de curator q.q. af.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 13-12-2022

Rechtspraak

OR 2023-0011

Bestuurder Genmed Holding Corporation/Obligatiehouders

Een bestuurder geeft brochures uit voor de uitgifte van obligaties waarin onjuiste informatie blijkt te staan. Enkele obligatiehouders spreken hem aan voor de daardoor door hen geleden schade. Zowel de rechtbank als het hof wijzen de vordering van de obligatiehouders toe en oordelen dat de brochures misleidende mededelingen bevatten en dat de bestuurder in verband daarmee persoonlijk aansprakelijk is jegens de obligatiehouders. Het gaat hier om een specifiek geval van bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 BW: een bestuurder brengt misleidende informatie over de toestand van de vennootschap naar buiten, waarbij beleggers op basis van die onjuiste informatie transacties hebben verricht die uiteindelijk slecht zijn uitgepakt. A-G Lindenbergh bespreekt dat in zo’n geval voorzienbaarheid in twee opzichten van betekenis is bij de toetsing aan de ernstigverwijtmaatstaf. Ten eerste (i) dat de onjuistheid en/of onvolledigheid van de mededeling bij de bestuurder bekend is (althans moet zijn) en die mededeling van zodanige aard is dat voorzienbaar is dat een schuldeiser hierdoor een misleidende voorstelling van zaken wordt geboden; en (ii) dat het voor de bestuurder voorzienbaar is dat beleggers nadeel door zijn mededeling kunnen ondervinden. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep nu de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO, overeenkomstig de conclusie van A-G Lindenbergh.
Hoge Raad, 11-11-2022