Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

1.731 resultaten

Rechtspraak

OR 2022-0052

Harlingen Holdings Industries B.V. c.s./ Poiesz q.q.

Een curator stelt de bestuurder, de feitelijk beleidsbepaler en commissaris, en de aandeelhouder van een failliete vennootschap aansprakelijk voor het faillissementstekort. De rechtbank en het hof wijzen de vorderingen van de curator toe. In cassatie wordt onder meer geklaagd dat het hof geen aandacht heeft besteed aan het bestaan van een causaal verband tussen de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en het faillissement. De A-G wijdt in zijn conclusie uit over de vraag welke vereisten er aan het door artikel 2:248 lid 1 BW vereiste causale verband kunnen worden gesteld, indien er geen sprake is van de bewijsvermoedens van lid 2 van datzelfde artikel. De wettekst vereist dat de curator aannemelijk maakt dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het is onvoldoende om enkel vast te stellen dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een voorwaarde voor het faillissement was, maar de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling hoeft ook niet dé belangrijkste oorzaak van het faillissement te zijn. Er kunnen verschillende belangrijke oorzaken van een faillissement bestaan, en blijkens de wetsgeschiedenis kan de curator ook een samenstel van kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en/of nalatigheden aanvoeren als belangrijke oorzaak van het faillissement. A-G Assink concludeert dat het hof in dit geval, op basis van de stellingen en bewijsmiddelen van de curator, heeft kunnen oordelen dat er sprake is van een causaal verband tussen kennelijk onbehoorlijke bestuurshandelingen en het faillissement. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Hoge Raad, 04-02-2022

Rechtspraak

OR 2022-0045

Bestuurder van failliete vennootschap/Actifood B.V.

Een vennootschap stelt de bestuurder van een inmiddels failliet verklaarde vennootschap – aan wie zij producten heeft geleverd die onbetaald zijn gebleven – aansprakelijk wegens schending van de Beklamel-norm. Het hof heeft geoordeeld dat de bestuurder inderdaad een ernstig verwijt gemaakt kan worden nu hij doorging met het plaatsen van bestellingen, terwijl er geen reëel zicht meer bestond op voortzetting van de onderneming omdat de omgevingsvergunning afliep. De bestuurder bestrijdt dit oordeel in cassatie en klaagt (i) dat niet aan de Beklamel-norm is voldaan indien de bestuurder slechts wetenschap heeft van de mogelijkheid dat een crediteur schade lijdt, en (ii) dat het hof heeft miskend dat wetenschap van die mogelijkheid bij de crediteur aan een succesvol beroep op schending van de Beklamel-norm in de weg staat. A-G Drijber gaat hier in zijn conclusie niet in mee. Hij overweegt dat niet uit het bestreden arrest blijkt dat het hof een te lage drempel voor toepassing van de Beklamel-norm heeft gehanteerd. Evenmin heeft het hof miskend dat de vennootschap op de hoogte is geweest van de mogelijkheid dat de omgevingsvergunning af zou lopen. Het hof heeft die wetenschap meegewogen, maar meer waarde toegekend aan de geruststellende mededelingen van de bestuurder dat de vergunning zou worden verlengd. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Hoge Raad, 28-01-2022