Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

127 resultaten

Rechtspraak

OR 2023-0201

DGA Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V./Aandeelhouder (leden Sirowa-groep)

Deze zaak speelt zich af tussen dezelfde partijen als in de bekende Sirowa-uitkoopprocedure (zie OR 2020-0392). De daarin tot overdracht van zijn 5% van de aandelen in Sirowa International Holding B.V. veroordeelde minderheidsaandeelhouder stelt een vordering tot uittreding op grond van artikel 2:343 BW in tegen de DGA die eerder de aandelen in Sirowa Holding overnam. De minderheidsaandeelhouder vordert kort gezegd dat de DGA van Pharmaceutical Marketing Services Holding B.V. de 5% van de aandelen verplicht van de aandeelhouder overneemt voor ongeveer 1 miljoen euro. De minderheidsaandeelhouder is namelijk van mening dat hij door de gedragingen van de DGA zodanig in zijn rechten of belangen is geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. Met name nu de DGA hem door bepaalde handelingen zwaar financieel zou hebben benadeeld. De rechtbank komt tot het oordeel dat de DGA verplicht wordt tot het overnemen van de aandelen, maar wel voor een aanzienlijk lager bedrag dan gevorderd door de aandeelhouder. De rechtbank benoemt geen deskundige maar stelt de prijs zelf vast, waarbij zij een billijke verhoging toepast vanwege benadelende gedragingen door de DGA, waarvoor eventuele vorderingen tot schadevergoeding al verjaard zijn. De rechtbank verwijst naar de overwegingen van de OK en de Hoge Raad in de Sirowa-zaak, waarin dit is gedaan respectievelijk toegelaten.
Rechtbank Midden-Nederland (Locatie Utrecht), 15-03-2023

Rechtspraak

OR 2023-0138

Geschil tussen de aandeelhouders van Buro Antares B.V. over de ‘bad leaver’ clausule en het non-concurrentiebeding in de aandeelhoudersovereenkomst

De aandeelhouders van een besloten vennootschap hebben een aandeelhoudersovereenkomst gesloten met daarin onder meer een aanbiedingsplicht, een bad leaver bepaling en een non-concurrentiebeding. Nadat de vennootschap de managementovereenkomst met één van de aandeelhouders  heeft opgezegd, vordert een andere aandeelhouder dat de aandeelhouder wiens managementovereenkomst is opgezegd zijn aandelen levert tegen de nominale waarde conform de bad leaver bepaling. De aandeelhouder wiens managementovereenkomst is opgezegd, vordert in reconventie dat de aandelen worden gewaardeerd volgens de good leaver bepaling. Verder vordert hij dat hij niet aan het non-concurrentiebeding kan worden gehouden. De rechtbank heeft de vordering van de ene aandeelhouder toegewezen en de andere aandeelhouder veroordeeld tot levering van zijn aandelen conform de bad leaver bepaling. De reden voor toewijzing door de rechtbank ligt in het feit dat de aandeelhouder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat sprake is van het ontbreken van draagvlak onder de werknemers, wat toepassing van de bad leaver bepaling met zich brengt. De vordering in reconventie van de laatstgenoemde aandeelhouder, om niet langer aan het non-concurrentiebeding gebonden te zijn, wordt door de rechtbank afgewezen. Het hoger beroep daartegen van de veroordeelde aandeelhouder slaagt niet. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank. Het hof legt de bad leaver bepaling uit volgens de Haviltex-methode. De wijze van het eindigen van de betrokkenheid, in casu het opzeggen van de managementovereenkomst in plaats van ontbinding van de arbeidsovereenkomst (zoals in de aandeelhoudersovereenkomst staat), doet er volgens het hof niet toe. De aandeelhouders, die bij het opstellen van de aandeelhoudersovereenkomst geen deskundige bijstand hebben gehad, hadden voor ogen om de bad leaver regeling toe te passen als de betrokkenheid van de aandeelhouder eindigt, ongeacht de wijze waarop die eindigt. Het hof vindt toepassing van de non-concurrentiebepaling niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid; het is aan de aandeelhouder zelf te wijten dat de aandelenoverdracht op zich laat wachten waardoor de duur van het non-concurrentiebeding navenant langer is geworden.
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 28-03-2023