Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

303 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0400

X/Y

In dit geschil staat de vraag centraal of de (oud-)bestuurder (X) van de vennootschap jegens de vennootschap aansprakelijk is voor de schade die de vennootschap heeft geleden als gevolg van haar overplaatsing naar de afdeling Bijzonder Beheer van ABN AMRO. Vast komt te staan dat deze overplaatsing een direct gevolg is van het feit dat er door toedoen van de bestuurder geen pandrecht in eerste rang, maar in tweede rang aan de bank is verstrekt. Immers rustte op de activa van de vennootschap al een pandrecht van een zustervennootschap (waarvan X honderd procent aandeelhouder was). Het hof overweegt dat artikel 2:9 BW zich richt tot de formele (statutaire) bestuurder van een vennootschap (zie voorts art. 2:151/261 BW), die objectief beschouwd de kennis en de kunde moet bezitten die nodig zijn voor het uitoefenen van zijn taak. Reeds hieruit blijkt dat deze formele bestuurder zich niet aan de aansprakelijkheid op grond van artikel 2:9 BW kan onttrekken met het verweer dat de bestuurstaak niet door hem, maar feitelijk door een ander wordt verricht. Indien hij zich (vrijwillig, of zoals X in feite stelt: onvrijwillig) zonder kritiek en/of controle door een ander heeft laten leiden, komt dat desalniettemin voor zijn rekening en risico. Het hof overweegt dat een bestuurder in zodanige mate dient te begrijpen wat hij ondertekent, dat hij 'geen met de waarheid strijdige verklaring aflegt'. Het verweer dat de bestuurder de juridische finesses van het pandrecht naar eigen zeggen niet begrijpt, gaat niet op. Er is daarom sprake van een ernstig verwijt. Het feit dat de schade zich niet direct heeft geopenbaard doet daaraan niet af. Het overplaatsen naar Bijzonder Beheer staat in een conditio sine qua non-verband met het handelen van X.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 01-12-2015

Rechtspraak

OR 2015-0348

Dekker q.q./Geïntimeerde

Het hof overweegt ten aanzien van de vraag of geïntimeerde, vanwege te late publicatie van de jaarrekening en vanwege een aantal materiële verwijten, op de voet van artikel 2:248 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor het faillissementstekort van W en D als volgt. Nu het bestuur van W en D, waarvan destijds alleen geïntimeerde deel uitmaakte, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de jaarrekening tijdig te publiceren en er geen sprake is van een onbelangrijk verzuim, staat op grond van artikel 2:248 lid 2 BW vast dat het bestuur zijn taak ook voor het overige onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van W en D. Geïntimeerde ontzenuwt dit vermoeden door aannemelijk te maken dat een verkeersongeval een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het ligt aldus op de weg van de curator om op de voet van artikel 2:248 lid 1 BW aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen redelijk denkend bestuurder zo lang zou hebben voortgezet als geïntimeerde heeft gedaan, waarbij de schulden flink opliepen. De curator heeft aannemelijk gemaakt dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-09-2015

Rechtspraak

OR 2015-0339

InfoRhei/X en LaBell

InfoRhei vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat geïntimeerde (onder meer als indirect medeaandeelhouder en -bestuurder van Mulix c.s.) en LaBell (als deelneming van geïntimeerde die met Mulix c.s. concurreerde) zich onrechtmatig jegens haar hebben gedragen en dat zij de daardoor veroorzaakte schade van InfoRhei moeten betalen, op te maken bij staat. Het hof stelt voorop dat de vordering van InfoRhei jegens geïntimeerde strekt tot vergoeding van ‘afgeleide schade’. De HR heeft in ECLI:NL:HR:2007:AZ0419 bepaald dat slechts in bepaalde situaties de aandeelhouder, zoals in dit geval InfoRhei, afgeleide schade kan vorderen. Dit kan als de afgeleide schade het gevolg is van de schending van een jegens hem geldende specifieke zorgvuldigheidsverplichting. Daarvan kan onder meer sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder door middel van zijn tekortkoming aan de rechtspersoon schade heeft toegebracht met de opzet om de aandeelhouder te benadelen. Geïntimeerde is als (indirect) bestuurder jegens Mulix tekortgeschoten, omdat hij met zijn handelwijze winsten aan Mulix onttrokken heeft, waardoor hem een persoonlijk ernstig verwijt gemaakt kan worden ex artikel 2:9 BW. Het hof oordeelt vervolgens dat InfoRhei desalniettemin onvoldoende bewezen heeft dat geïntimeerde ook opzet heeft gehad om InfoRhei te benadelen, en geeft daartoe InfoRhei een bewijsopdracht.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-09-2015

Met annotatie door T.A. Keijzer en C.C. de Kluiver

Rechtspraak

OR 2015-0298

Induco B.V.

Het gaat in het onderhavige geval volgens Induco B.V. om benadeling van haar door het onbetaald en onverhaalbaar blijven van haar vordering op Groenflex Westland B.V., waarvoor I en I c.s. als bestuurders aansprakelijk zijn omdat zij hebben bewerkstelligd of toegelaten dat Groenflex Westland B.V. haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. Als maatstaf heeft dan te gelden dat in het algemeen alleen dan mag worden aangenomen dat de bestuurder jegens de schuldeiser van de vennootschap onrechtmatig heeft gehandeld waar hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt (vgl. HR 18 februari 2000, NJ 2000/295). Het is naar het oordeel van het hof in het maatschappelijk verkeer niet ongebruikelijk dat de naam van een rechtspersoon wordt gewijzigd, zonder dat daarvan aan elke crediteur mededeling wordt gedaan, en dat er daarna naar ‘buiten toe’ niets verandert en dus zaken als vermelding op bankafschriften en logo’s op auto’s gelijk blijven. Een regel inhoudende dat een rechtspersoon een naamsverandering aan betrokkenen moet meedelen, bestaat niet. Al met al kan het hof uit de door Induco B.V. gestelde feiten dan ook niet afleiden dat I en I c.s. als bestuurders van Groenflex Westland B.V. zodanig hebben bewerkstelligd of toegelaten dat Groenflex Westland B.V. haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet is nagekomen dat hen daarvan als bestuurders jegens Induco B.V., mede gelet op hun verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 28-07-2015