Adviesgroep vof
In deze zaak vindt de voormalig vennoot van een vof dat zij ten onrechte is veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan een derde, omdat zij niet aansprakelijk zou zijn voor schulden die al vóór haar toetreden tot de vof waren ontstaan. Daarbij verwijst appellante naar het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013 (ECLI:NL:HR:2013:BY7840). Daarin heeft de Hoge Raad, voor zover relevant, geoordeeld dat de in artikel 18 WvK neergelegde hoofdelijke verbondenheid van de vennoten van een vennootschap onder firma alle schulden betreft die ten tijde van hun toetreding tot die vennootschap bestaan, of nadien ontstaan. Volgens het hof volgt uit genoemd arrest dat appellante hoofdelijk aansprakelijk is voor verbintenissen van de vof die vóór haar toetreden zijn ontstaan. Gelet op de met artikel 18 WvK beoogde rechtszekerheid en bescherming van schuldeisers, geven de door appellante aangevoerde omstandigheden geen aanleiding om een uitzondering op die regel toe te laten, aldus het hof.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 22-09-2015