vereffenaar/Maersk Holding B.V.
In een heropende vereffening van de stichting pensioenfonds van (de rechtsvoorganger van) Maersk, vordert de vereffenaar – kort samengevat – het overschot terug dat aan Maersk is betaald na sluiting van de eerdere vereffening. Verder vordert de vereffenaar, kort gezegd, een voorschot op zijn salaris. De vereffening is heropend op verzoek van een weduwe die stelt dat haar weduwepensioen verkeerd is geïndexeerd. Maersk ontkent dat er sprake is van een overschot, omdat het uitgekeerde bedrag is aangewend voor het verlenen van pensioenaanspraken. Ook stelt Maersk dat er enkel sprake kan zijn van terugvordering door de vereffenaar, als blijkt dat de weduwe recht heeft op het saldo van de eerste vereffening. De rechtbank stelt vast dat terugvordering niet afhankelijk is van het welslagen van de vordering van diegene die om vereffening heeft verzocht. De vereffenaar is dus bevoegd het overschot in de eerste vereffening van de stichting van de gerechtigden terug te vorderen voor zover noodzakelijk is ter voldoening van zijn beloning. De rechtbank overweegt dat een vereffenaar op grond van artikel 2:23 lid 2 BW recht heeft op de beloning die de rechter hem toekent. Het salaris is al tussentijds vastgesteld. Een redelijke uitleg van artikel 2:23c lid 1 BW brengt mee dat de beloning van de vereffenaar wordt beschouwd als een boedelschuld van de vennootschap waarvan de vereffening heropend is. Net als een curator komt een vereffenaar geen voorschot op het salaris toe.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 27-05-2015