Belangenverstrengeling bij uitgifte aandelen
Een minderheidsaandeelhouder van een vennootschap vordert dat door de vennootschap geen gevolg wordt gegeven aan een besluit tot uitgifte van aandelen, dat tot stand is gekomen onder invloed van belangenverstrengeling en dat door gebruik van een (statutair toegekende) doorslaggevende stem is doorgedrukt. De positie van de minderheidsaandeelhouder zou verwateren als uitvoering wordt gegeven aan het uitgiftebesluit, dat volgens de minderheidsaandeelhouder in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en het vennootschappelijk belang. De waarde van de aandelen is te laag vastgesteld en de stortingsplicht van de aandeelhouder die het besluit heeft doorgedrukt wordt verrekend met de vordering die die aandeelhouder heeft uit hoofde van een aan de vennootschap verstrekte lening. De voorzieningenrechter wijst de vordering tot schorsing van het uitgiftebesluit toe, totdat een beslissing is gegeven in een – door de minderheidsaandeelhouder gestarte – voorlopige voorzieningenprocedure bij de OK.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 22-06-2021