Naar boven ↑

C.C. Meijer

Rechtspraak

OR 2023-0131

Enquête Ministerie van Voedingszaken B.V.

OK; enquête. Een aandeelhouder van een besloten vennootschap verzoekt de OK een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van die vennootschap en enkele onmiddellijke voorzieningen te treffen. De twee andere aandeelhouders zijn belanghebbenden in deze procedure. Het belang van de verzoekende aandeelhouder in het kapitaal van de vennootschap is groter dan dat van de twee andere aandeelhouders, maar staat de facto gelijk aan dat van een minderheidsaandeelhouder omdat de twee andere aandeelhouders gezamenlijk optrekken. De twee andere aandeelhouders hebben een nieuwe vennootschap opgericht en zijn doende om de besloten vennootschap materieel te liquideren door de activa over te dragen aan de nieuwe vennootschap. De verzoekende aandeelhouder is van mening dat de vennootschap geen afstand om niet had mogen doen van het enig actief in de vennootschap, niet de uitstoting van de verzoekende aandeelhouder in de algemene vergadering ter stemming had mogen brengen (dit betreft uitstoting via een bijzondere statutaire blokkeringsregeling) en aan de informatieverzoeken van de verzoekende aandeelhouder had moeten voldoen. De OK treft mondeling op de zitting enkele onmiddellijke voorzieningen. Deze onmiddellijke voorzieningen worden in de beschikking ongewijzigd gehandhaafd en de OK wijst het verzoek om een onderzoek toe. Reden voor toewijzing van het enquêteverzoek is onder meer de constatering dat pas om goedkeuring van de algemene vergadering werd gevraagd voor een handeling die de materiële liquidatie van de vennootschap tot gevolg zou hebben (namelijk de inkoop om niet van aandelen in het kapitaal van de dochteronderneming van de vennootschap) op een moment dat die inkoop al plaats had gevonden.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23-02-2023

Rechtspraak

OR 2023-0010

Enquête Vermeulen Food Group B.V.

OK; enquête. Centraal in deze beschikking staat de verstoorde verhouding tussen twee broers en de nadelige gevolgen daarvan op de holding van de door hen gezamenlijk gedreven onderneming. De zaak ligt voor bij de OK. In de eerstefasebeschikking van de OK is beslist dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan een juist beleid en een juiste gang van zaken bij de onderneming en worden er tijdelijke voorzieningen getroffen. Vervolgens wordt in de tweedefasebeschikking vastgesteld dat er sprake is van wanbeleid, waarvoor een van de broers verantwoordelijk wordt gehouden. Het oordeel van wanbeleid volgt niet uit geconstateerde misstanden bij de holding, zoals de ene broer had gesteld, maar wegens de verslechterde verhouding tussen de broers. Het is nu juist de broer die stelde dat er sprake was van misstanden, die door de OK verantwoordelijk wordt gehouden voor de verslechterde verhouding en dus voor het wanbeleid. Die verslechterde verhouding leidde tot nadelige gevolgen voor de holding, namelijk (1) het ontbrak aan constructief overleg, (2) er ontstond een patstelling in het bestuur en (3) uiteindelijk werd de kredietrelatie door de huisbankier opgezegd. Tot slot worden er door de OK eindvoorzieningen getroffen. De OK ontslaat de voor het wanbeleid verantwoordelijke broer als bestuurder van de holding en hij wordt veroordeeld in de onderzoekskosten. Daarnaast zal de holding worden ontbonden, nu die op het moment van de beschikking geen activiteiten meer heeft en dus de belangen van de aandeelhouders en het openbaar belang zich hier niet tegen verzetten. Opvallend is dat de OK aan deze broer ook een verbod oplegt tot het doen van lasterlijke, smadelijke of beledigende uitlatingen over OK-functionarissen, bijvoorbeeld op sociale media, en een contactverbod met de OK-functionarissen, met uitzondering van contact door tussenkomst van een in Nederland op het tableau ingeschreven advocaat of ter gelegenheid van enige nog te houden aandeelhoudersvergadering.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 16-11-2022

Rechtspraak

OR 2023-0013

Enquête Willibrordushof Projectontwikkeling B.V.

OK; enquête. In deze zaak wordt een onderzoek naar de gang van zaken verzocht bij een vennootschap die zich bezighoudt met het ontwikkelen en exploiteren van vastgoed. De vennootschap heeft twee aandeelhouders die beide ook bestuurder zijn. Een van de twee bestuurders wordt buiten de besluitvorming gehouden, terwijl de andere bestuurder transacties verricht met een ogenschijnlijk tegenstrijdig belang, waardoor de vennootschap naar het voorlopig oordeel van de OK een corporate opportunity is ontnomen. Het gaat daarbij om de aankoop door de bestuurder van een perceel, terwijl de herontwikkeling van dat perceel deel uitmaakte van een project dat de vennootschap ontwikkelde. Diverse kosten die betrekking hebben op het perceel, zijn vervolgens wel ten laste van de vennootschap gebracht. Ook heeft de vennootschap, daarbij vertegenwoordigd door de bestuurder die de verzoekende bestuurder onvoldoende betrekt, twee van de door de vennootschap ontwikkelde percelen tegen zeer gunstige voorwaarden verkocht aan familieleden, zonder dat de aandeelhoudersvergadering van de vennootschap daarvan op de hoogte is gesteld. Naar zeggen van de verzoekende bestuurder worden door hem gedane voorstellen voor agendapunten niet op de agenda van de algemene vergadering geplaatst en wordt aan hem stelselmatig informatie onthouden. Het voorgaande getuigt volgens de OK van een verstoorde verhouding tussen de bestuurders, zowel in hun hoedanigheid van aandeelhouder als in die van bestuurder. Als gevolg van de verstoorde verhouding wordt de benodigde besluitvorming van de gezamenlijk bevoegde bestuurders belet en heeft de verzoekende bestuurder, ondanks dat hij bestuurder is, geen toegang tot de administratie en de bankrekeningen van de vennootschap. Nu geen verweer wordt gevoerd, acht de OK daarmee voldoende gronden aanwezig om te twijfelen aan een juist beleid en de juiste gang van zaken en wordt een onderzoek bevolen.
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 27-10-2022