Update
Rechtspraak
Graag wijs ik u op onderstaande uitspraken.
Wanbeleid
In 2013-0013 komt de beschikking van de Hoge Raad betreffende de enquête naar het beleid bij Königsberg BV aan de orde. De Ondernemingskamer heeft geoordeeld dat sprake is van wanbeleid. In cassatie wordt tegen die beschikking opgekomen met een flinke reeks motiveringsklachten. De Hoge Raad verwerpt, conform de conclusie van de A-G, het cassatieberoep echter op grond van art. 81 RO.
Bestuurdersaansprakelijkheid
Ook werden er weer verschillende bestuurders persoonlijk aansprakelijk gesteld, zie OR 2013-0002, OR 2013-0003, OR 2013-0006, OR 2013-0013 en OR 2013-0012. Ik zou graag de aandacht willen vestigen op de onderstaande.
In OR 2013-0011 ging het om het faillissement van een circus, waarbij de bestuurder en de lokale manager beiden persoonlijk aansprakelijk werden gehouden. In casu was er sprake van een buitenlandse vennootschap, waardoor o.a. art. 2:10 BW niet van toepassing is. Art. 3:15i BW geldt echter wel voor buitenlandse rechtspersonen voor zover zij in Nederland een bedrijf uitoefenen en dit artikel werd dan ook van toepassing verklaard op het circus. De rechtbank Dordrecht oordeelde vervolgens dat, nu de terminologie van de verplichting van art. 3:15i BW dezelfde is als die in art. 2:10 BW, de rechtbank (bezien in het licht van art. 10:121 BW) van oordeel is dat als vast zou komen te staan dat niet is voldaan aan de verplichting om een administratie te voeren als bedoeld in art. 3:15i BW, daaraan de conclusie dient te worden verbonden dat evenmin aan de boekhoudverplichting uit art. 2:10 BW is voldaan. De rechtbank oordeelt dat niet voldaan is aan art. 3:15i BW en de bestuurder en feitelijke beleidsbepaler derhalve hoofdelijk aansprakelijk zijn.
Stilhouden liquiditeitssteun
In OR 2013-0008 hield een belegger een bank aansprakelijk omdat de belegger aandelen had gekocht die na het faillissement van de bank niets meer waard waren. De bank had echter haar verplichting uit het Fondsenreglement c.q. Algemeen Reglement Euronext Amsterdam Stock Market geschonden, door geen toestemming te vragen aan Euronext om de aan de bank verleende liquiditeitssteun van DNB en de aanvraag tot toepassing van de noodregeling, niet openbaar te maken. Het hof Amsterdam oordeelt echter dat de bank niet schadeplichtig is, onder meer omdat er rechtsgeldig een ontheffingsbesluit was genomen om een bankrun te voorkomen.
Advocaat moet cliënt in beginsel weerhouden van persoonlijke garantstelling
Ten slotte en wellicht ten overvloede OR 2013-0001. In casu speelde de vraag of een advocaat een bestuurder van een vennootschap moet weerhouden zich persoonlijk garant te stellen voor de juridische kosten die de vennootschap maakt. De rechtbank Amsterdam oordeelde van wel omdat de advocaat wist (of behoorde te weten) dat de persoonlijke garantstelling i.c. strijdig was met de gedragsregels. De rechtbank oordeelde vervolgens dat voor bevorderen in de zin van art 3:44, vierde lid, BW voldoende is dat de advocaat de persoonlijke garantstelling heeft geaccepteerd. Niet is vereist dat het initiatief daartoe van hem is uitgegaan.
Commentaar: De prospectusplicht bij executoriale verkoop van aandelen
Ten slotte zou ik u graag nog willen wijzen op het commentaar van Simone de Visser-Wiggers en haar kantoorgenoot Pieter de Visser. In dit commentaar gaan zij in op de prospectusplicht bij executoriale verkoop van (certificaten van) aandelen en in het bijzonder op de mogelijkheden om alsnog onder executoriale verkoop uit te kunnen komen.
Klik hier om het commentaar te lezen.
Hoge Raad
Hof
- Gerechtshof Amsterdam Faillissement twee Nederlandse brievenbusmaatschappijen wordt bekrachtigd. In casu is er sprake van twee Nederlandse brievenbusmaatschappijen. Beide maatschappijen houden de aandelen van Continental Property Investments (CPI), een Franse vennootschap die via een conglomeraat aan vennootschappen een grote onroerend goed portefeuille bezit in Europa. Het hof acht niet aangetoond dat 'het centrum van de voornaamste belangen' van Jemnice BV en En Sof BV niet in Nederland, maar in Frankrijk zou zijn gelegen. Daarom moet de statutaire vestigingsplaats worden gevolgd en die ligt in Nederland. Dit maakt de Nederlandse rechter op grond van de Europese Insolventieverordening bevoegd om het faillissement uit te spreken 20-12-2012
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Conflict tussen vennoten in een V.O.F. Op non-actiefstelling van één van de vennoten toegewezen, zij het in tijd beperkt 18-12-2012
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch Verhaal van door faillissement onbetaald gebleven vorderingen op bestuurders: geen bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 6:162 en 2:249 BW 18-12-2012
- Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Geldleningsovereenkomst; Geen bestuurdersaansprakelijkheid 20-12-2011
Rechtbank
- Rechtbank Rotterdam Faillissement circus. IPR. Vraag of sprake is van bestuurdersaansprakelijkheid van bestuurder circus en/of de ‘lokale manager’ van het circus. En of ‘achterliggend bestuurder’ mogelijk onrechtmatig heeft gehandeld jegens de schuldeisers van het circus. In casu sprake van buitenlandse vennootschap, waardoor o.a. artikel 2:10 BW niet van toepassing is. Artikel 3:15i BW geldt echter wel voor buitenlandse rechtspersonen voor zover zij in Nederland een bedrijf uitoefenen. Dit artikel is dan ook van toepassing op het circus. Nu de terminologie van de verplichting van artikel 3:15i BW dezelfde is als die in artikel 2:10 BW en bezien in het licht van artikel 10:121 BW is de rechtbank van oordeel dat als vast zou komen te staan dat niet is voldaan aan de verplichting om een administratie te voeren als bedoeld in artikel 3:15i BW, daaraan de conclusie dient te worden verbonden dat evenmin aan de boekhoudverplichting uit artikel 2:10 BW is voldaan. De rechtbank oordeelt dat, omdat niet voldaan is aan artikel 3:15i BW de bestuurder en feitelijke beleidsbepaler hoofdelijk aansprakelijk zijn 19-12-2012
- Rechtbank Den Haag Wanprestatie bij overdracht van de onderneming 19-12-2012
- Rechtbank Noord-Holland Eiser, werknemer, vordert (primair) ontbinding respectievelijk vernietiging respectievelijk nietig verklaring van een beëindigingsovereenkomst waarin een vergoeding van € 17.000,- is opgenomen. Subsidiair vordert werknemer nakoming van de beëindigingsovereenkomst. Eiser legt aan zijn vordering ten grondslag: misbruik van omstandigheden, nietigheid wegens strijd met de wet (art. 32 lid 4 en 8 Pensioen- en spaarfondsenwet) en wanprestatie. Misbruik van omstandigheden en nietigheid wegens strijd met wet gaan niet op. Wanprestatie wel, tegenover de gedaagde sub 1 (de werkgeefster), nu de beëindigingsvergoeding niet wordt betaald. De vraag of de bestuurder uit hoofde van bestuursaansprakelijkheid gehouden is om schadevergoeding te betalen wordt bevestigend beantwoord. En ook de groot aandeelhoudster, feitelijk beleidsbepaler, is uit onrechtmatige daad aansprakelijk 13-12-2012
- Rechtbank Noord-Holland Borgstelling; moet de uitzonderingsbepaling (art. 1:88 lid 5) op de gezinsbescherming van artikel 1:88 lid 1 zodanig worden opgerekt dat daaronder ook niet-statutaire bestuurders vallen? De rechtbank oordeelt van niet 12-12-2012
- Rechtbank Oost-Brabant Bestuurdersaansprakelijkheid ex artikel 2:248 BW. Wettelijk vermoeden i.v.m. schending van artikel 2:394 lid 3 en 2:10 BW dat onbehoorlijk bestuur een belangrijke oorzaak van het faillissement is. Onvoldoende aannemelijk gemaakt om dit vermoeden te weerleggen. Aansprakelijkheid van de (afgevaardigd) bestuurder van de Belgische vennootschap die bestuurder was van de gefailleerde Nederlandse vennootschap. Aansprakelijkheid ex artikel 11 BW? Feitelijk bestuurderschap 05-12-2012
- Rechtbank Amsterdam Het vragen van een persoonlijke garantstelling door een advocaat van een bestuurder voor openstaande facturen van de BV is in strijd met artikel 28 van de Gedragsregels van Advocaten, nu geen overleg met de Deken heeft plaatsgevonden en niet is gebleken van bijzondere omstandigheden. Beroep op misbruik van omstandigheden slaagt: afhankelijke relatie advocaat-cliënt, die cliënt heeft bewogen tot de persoonlijke garantstelling. De advocaat had cliënt van persoonlijke garantstelling moeten weerhouden omdat hij wist (of behoorde te weten) dat de persoonlijke garantstelling i.c. strijdig was met de gedragsregels. Voor bevorderen in de zin van artikel 3:44, vierde lid, BW is voldoende dat de advocaat de persoonlijke garantstelling heeft geaccepteerd. Niet is vereist dat het initiatief daartoe van hem is uitgegaan 07-11-2012
- Rechtbank Amsterdam Beschikking; Verzoek van de officier van justitie om een vennootschap op grond van artikel 2:20 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) verboden te verklaren en te ontbinden, met benoeming van een vereffenaar, en te bepalen dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat 01-11-2012