Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.419 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0260

X/Y

Deze uitspraak ziet op een reddingsplan waartoe is besloten ten aanzien van een scheeps-CV. Onderdeel van dit plan, welk onderdeel nodig is voor de medewerking van de bancaire financiers, is onder meer dat een deel van het commanditaire kapitaal wordt omgezet in een lening aan een bevriende stichting en dat door de commandieten afstand wordt gedaan van (nagenoeg) hun gehele resterende aanspraken. De door Cosmos Shipping B.V., tevens commandiet, aan de CV verstrekte lening zou daarentegen worden geconverteerd in kapitaal. Appellanten hebben als commandieten bezwaar geuit tegen deze constructie, waarna zij in kort geding zijn veroordeeld om kort gezegd de uitvoering daarvan te gehengen en gedogen. Appellanten hebben tegen die veroordeling een groot aantal grieven gericht, welke in de samenvatting worden besproken. Daarbij komt onder meer de door de voorzieningenrechter gemaakte belangenafweging aan bod. Zeer kort samengevat, overweegt het hof dat het enige in rechte te honoreren belang van appellanten dat door de constructie werd aangetast, was het behoud van zeggenschap over het schip, dat echter bij niet-uitvoering van het reddingsplan in elk geval verloren zou zijn gegaan. Daarmee verloor ook dat belang elke betekenis en werd het onredelijk ter bescherming daarvan de meerderheid van de commanditaire vennoten in hun wensen te dwarsbomen. Het hof onderschrijft daarom het oordeel van de voorzieningenrechter dat medewerking aan de conversie in redelijkheid van appellanten gevergd kon worden.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 02-12-2014

Rechtspraak

OR 2015-0248

Curator/Viva la Vida c.s.

Bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement. Het verweer van gedaagde dat hij zich als (indirect) bestuurder bezighield met de externe contacten en dat een ander op grond van een onderlinge taakverdeling verantwoordelijk was voor de administratie van de gefailleerde rechtspersoon, doet aan de schending van de administratieplicht niet af en disculpeert het bestuur niet. Het bestuur van een rechtspersoon is en blijft verantwoordelijk voor het voeren van administratie, ook wanneer de administratieve taken niet binnen het bestuur zelf zijn belegd. Dat het, aldus gedaagde, de bedoeling was dat die ander zou toetreden tot het bestuur maakt dit niet anders, omdat het uiteindelijk zover niet is gekomen. Gedaagde is enig bestuurder gebleven en dus is hij alleen bestuursverantwoordelijk. Het verweer van gedaagde dat het beroep van de curator op schending van de administratieplicht oneigenlijk zou zijn, omdat de curator haar de toegang tot het bedrijfspand zou hebben ontzegd waardoor zij niet in staat is geweest de volledige administratie aan de curator over te leggen, moet als onvoldoende onderbouwd worden verworpen indien onvoldoende is onderbouwd dat ontbrekende delen van de administratie zich in dat pand bevinden. Gedaagde wordt door middel van bewijsopdracht opgedragen om niet alleen aannemelijk te maken dat het faillissement van de rechtspersoon een externe oorzaak kent, maar ook de feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat dit nalaten geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert in de zin van HR 30 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA6773 (Blue Tomato).
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 15-04-2015

Rechtspraak

OR 2015-0257

Kippersluis Holding/Geïntimeerde

In deze uitspraak gaat het om de vraag of X gecontracteerd heeft met het advocatenkantoor, met de eerste behandelende advocaat of met zijn kantoorgenoot (Y), die de dienstverlening heeft overgenomen. Y is door tussenkomst van zijn praktijkvennootschap maat van het advocatenkantoor. Voor het antwoord op de vraag wie als contractspartij heeft te gelden onderzoekt het hof wat partijen daaromtrent tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Het advocatenkantoor is in deze contractspartij, gelet op het feit dat het naar hedendaagse verkeersopvattingen gebruikelijk is dat, ingeval iemand zich tot een advocatenkantoor wendt voor advies zonder dat hij daarbij te kennen geeft met een individuele advocaat te willen contracteren, het advocatenkantoor als contractspartij wordt aangemerkt. Op basis van, kort gezegd, deze gang van zaken concludeert het hof ook dat X niet met het advocatenkantoor heeft gecontracteerd met het oog op Y in de zin van artikel 7:404 BW. Het hof overweegt ten slotte dat X ervoor kon kiezen om een individuele maat (of meerdere maten) die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst deel uitmaakten van de maatschap aan te spreken. De aansprakelijkheid ex artikel 7:407 lid 2 BW geldt slechts voor de gezamenlijke maten als gezamenlijke opdrachtnemers. Omdat Y geen maat van het advocatenkantoor was, kan Y dus niet op grond van artikel 7:404 lid 2 BW worden aangesproken. Voor doorbreking van de gekozen structuur waarbij een praktijkvennootschap en niet de advocaat zelf deel uitmaakt van de maatschap, bestaat in beginsel geen mogelijkheid.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 16-06-2015