Stichting Parousie
Nadat haar voltallige raad van toezicht is afgetreden, verzoekt de Stichting Parousie de rechtbank primair op grond van artikel 2:299 BW leden van de raad van toezicht van de Stichting te benoemen en subsidiair de statuten van de Stichting te wijzigen. Het bestuur is op basis van de statuten niet bevoegd een raad van toezicht te benoemen. De rechtbank wijst het primaire verzoek af, omdat artikel 2:299 BW is beperkt tot bestuurders. Anders dan de Stichting meent, is de rechtbank van oordeel dat de raad van toezicht, gelet op de strikte verdeling van taken en bevoegdheden tussen de raad van bestuur en de raad van toezicht in de statuten van de Stichting, niet een orgaan is dat valt onder het begrip bestuur van artikel 2:299 BW. De raad van toezicht heeft in de statuten van de Stichting immers alleen toezichthoudende taken en bevoegdheden toegekend gekregen en geen taken en bevoegdheden die zien op het besturen van de Stichting. Dit artikel biedt dan ook geen grondslag voor het verzoek. De rechtbank overweegt voorts dat ten aanzien van verzoekschriftenprocedures een gesloten systeem bestaat (MvT, Parl. Gesch. Herz. Rv, p. 434). De rechter is slechts op grond van een concrete wetsbepaling bevoegd – en verplicht – tot het geven van een beschikking op een verzoekschrift (HR 15 maart 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0177 (C./Staat)). Een andere wettelijke grondslag voor de benoeming van een raad van toezicht bij de Stichting is echter niet gesteld of gebleken. Dat betekent dat de Stichting ten aanzien van het primaire verzoek niet-ontvankelijk is. Het verzoekschrift strekt subsidiair tot het wijzigen van de statuten van de stichting op de voet van artikel 2:294 BW. Gelet op de overgelegde stukken en hetgeen aan het verzoek ten grondslag is gelegd, zal de rechtbank het subsidiaire verzoek tot wijziging van de statuten toewijzen.
Rechtbank Gelderland (Locatie Arnhem), 11-11-2013