X/Y
Kern van dit geschil is de juridische kwalificatie van de samenwerking tussen eiser en gedaagde zoals die vanaf 2005 heeft plaatsgevonden, alsmede de financiële consequenties die het verbreken van die samenwerking tussen partijen zou moeten hebben. Eiser stelt dat sprake is van een maatschap en dat, totdat de maatschap rechtsgeldig zal zijn beëindigd, dient te worden afgerekend zoals dit ook in het verleden is gedaan, door middel van een maandelijks voorschot. Gedaagde heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een maatschap, maar van overeenkomsten van opdrachten. De voorzieningenrechter is aldus van oordeel dat sprake is van een maatschap tussen enerzijds eiser en anderzijds gedaagde. De over en weer aangevoerde standpunten en stellingen zijn nog veel te discutabel om op basis daarvan in een – met onvoldoende waarborgen omklede – kort geding procedure als de onderhavige vergaande maatregelen te treffen die de verhoudingen tussen partijen (nog meer) op scherp zullen zetten. Gelet op het hiervoor overwogene zal de voorzieningenrechter de vorderingen afwijzen.
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 10-04-2015