X/Y
Het geschil speelt na de ontbinding van twee vennootschappen onder firma tussen de voormalig vennoten (A en B) en twee aan vennoot B gelieerde bedrijven. In verband met een arbitrageclausule acht het hof zich niet bevoegd ten aanzien van de vorderingen tussen A en B, maar wel ten aanzien van het geschil tussen A en de aan B gelieerde bedrijven. A heeft geen belang bij een verklaring voor recht dat onttrekkingen door B onrechtmatig waren dan wel wanprestatie inhielden. Onttrekkingen die de vof niet regarderen, hoeven niet aangemerkt te worden als wanprestatie of onrechtmatige daad, omdat die gelden reeds om die reden bij vereffening teruggestort moeten worden. Vast komt te staan dat A (als voormalig vennoot) mede kan worden aangesproken voor schulden van de vof aan de aan B gelieerde bedrijven. Naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid is niet aanvaardbaar dat A die vorderingen van door B gecontroleerde vennootschappen nu reeds zou moeten voldoen, terwijl zijn tegenvorderingen en zijn regresvordering, die voortvloeien uit dezelfde vof(s) tussen hem en B, pas op een niet nader te duiden moment in de toekomst, in het kader van een verdeling die nog moet aanvangen, aan de orde kunnen komen.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 21-10-2014