Kippersluis Holding/Geïntimeerde
In deze uitspraak gaat het om de vraag of X gecontracteerd heeft met het advocatenkantoor, met de eerste behandelende advocaat of met zijn kantoorgenoot (Y), die de dienstverlening heeft overgenomen. Y is door tussenkomst van zijn praktijkvennootschap maat van het advocatenkantoor. Voor het antwoord op de vraag wie als contractspartij heeft te gelden onderzoekt het hof wat partijen daaromtrent tegenover elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden. Het advocatenkantoor is in deze contractspartij, gelet op het feit dat het naar hedendaagse verkeersopvattingen gebruikelijk is dat, ingeval iemand zich tot een advocatenkantoor wendt voor advies zonder dat hij daarbij te kennen geeft met een individuele advocaat te willen contracteren, het advocatenkantoor als contractspartij wordt aangemerkt. Op basis van, kort gezegd, deze gang van zaken concludeert het hof ook dat X niet met het advocatenkantoor heeft gecontracteerd met het oog op Y in de zin van artikel 7:404 BW. Het hof overweegt ten slotte dat X ervoor kon kiezen om een individuele maat (of meerdere maten) die ten tijde van het aangaan van de overeenkomst deel uitmaakten van de maatschap aan te spreken. De aansprakelijkheid ex artikel 7:407 lid 2 BW geldt slechts voor de gezamenlijke maten als gezamenlijke opdrachtnemers. Omdat Y geen maat van het advocatenkantoor was, kan Y dus niet op grond van artikel 7:404 lid 2 BW worden aangesproken. Voor doorbreking van de gekozen structuur waarbij een praktijkvennootschap en niet de advocaat zelf deel uitmaakt van de maatschap, bestaat in beginsel geen mogelijkheid.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 16-06-2015