ifunds/Stichting Dierenhospitaal en Ambulancedienst ’s-Gravenhage
Op grond van het bepaalde in artikel 3:61 lid 2 BW kan op de onjuistheid van de veronderstelling dat een (rechts)persoon bevoegd was een ander te vertegenwoordigen geen beroep worden gedaan, indien op grond van een verklaring of gedraging(en) van de vertegenwoordiger of de vertegenwoordigde men heeft aangenomen en onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht aannemen dat een toereikende volmacht was verleend. Verder geldt op grond van het bepaalde in artikel 3:69 lid 1 BW dat wanneer iemand zonder daartoe bevoegd te zijn als gevolmachtigde in naam van een ander heeft gehandeld, die ander de rechtshandeling kan bekrachtigen, waardoor, kort gezegd de onbevoegd in zijn naam verrichte rechtshandeling geldig wordt.
Rechtbank Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 30-04-2014