Naar boven ↑
4.329 resultaten

Rechtspraak

OR 2022-0215

Enquête Esperaza Holding B.V.

OK; enquête. De geschorste bestuurder en de door beheer getroffen aandeelhouder gaan in cassatie tegen de beschikking van de OK, waarbij een onderzoek is gelast maar het beleid en de gang van zaken van de vennootschap, bij wijze van onmiddellijke voorziening de desbetreffende bestuurder is geschorst, een bestuurder is benoemd met beslissende stem en exclusieve vertegenwoordigingsbevoegdheid, en de aandelen van de minderheidsaandeelhouder ten titel van beheer zijn overgedragen. In cassatie klagen de geschorste bestuurder en de door beheer getroffen aandeelhouder onder andere over het oordeel van de OK over de ontvankelijkheid van het enquêteverzoek. De vennootschap zou niet rechtsgeldig zijn vertegenwoordigd bij de indiening van het enquêteverzoek en de meerderheidsaandeelhouder zou in strijd met artikel 2:349 lid 1 BW haar bezwaren niet tevoren kenbaar hebben gemaakt. De conclusie van A-G Assink strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De A-G concludeert dat de OK geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat een andere opvatting waarbij de geschorste bestuurder de facto steeds zou kunnen verhinderen dat een onderzoek naar (onder meer) zijn eigen rol en handelen kan plaatsvinden, te zeer afbreuk zou doen aan een effectieve werking van het enquêterecht. De A-G concludeert verder dat het bepaalde in artikel 2:349 lid 1 BW inzake niet-ontvankelijkheid niet van toepassing is indien het verzoek is gedaan door de rechtspersoon. Alleen de rechtspersoon komt een beroep toe op de niet-ontvankelijkheidsgrond van artikel 2:349 lid 1 eerste zin BW. De Hoge Raad volgt de conclusie van de A-G, verwerpt het cassatieberoep en doet de zaak af met toepassing van artikel 81 RO.
Hoge Raad, 22-04-2022

Rechtspraak

OR 2022-0208

Bestuurder Hotel B.V./Accountantskantoor

Een bestuurder van een bv heeft op 24 november 2017 een accountantskantoor opdracht gegeven de jaarrekening over 2016 op te stellen en te deponeren bij de Kamer van Koophandel. Uiteindelijk is de jaarrekening op 19 januari 2018 gedeponeerd, dus na afloop van de daarvoor geldende termijn van twaalf maanden. De bv gaat failliet, waarop de curator de bestuurder aansprakelijk stelt voor het boedeltekort op grond van artikel 2:248 BW. Omdat de jaarrekening te laat is gedeponeerd, staat op basis van lid 2 kennelijk onbehoorlijk bestuur vast en wordt aangenomen dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurder heeft de kwestie geschikt met de curator en € 30.000 betaald aan de boedel. In de onderhavige procedure spreekt het accountantskantoor de bestuurder aan tot betaling van facturen, waarbij de bestuurder aanvoert een schadevergoedingsvordering op het accountantskantoor te hebben waarmee de vordering van het accountantskantoor kan worden verrekend. Het accountantskantoor verweert zich met de stelling dat de jaarrekening op 8 november 2017 gepubliceerd had moeten worden omdat de enige aandeelhouder ook bestuurder is. De publicatietermijn was daarom al verstreken op het moment dat de opdracht werd gegeven de jaarrekening op te stellen en te deponeren. Het hof gaat hier niet in mee en houdt het accountantskantoor aansprakelijk voor het te laat deponeren van de jaarrekening.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 13-09-2022