Naar boven ↑
4.299 resultaten

Rechtspraak

OR 2025-0084

Drijven vennoten van een vof persoonlijk een onderneming?

Deze al wat oudere uitspraak die recent is gepubliceerd, betreft een procedure Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA), maar is ook voor het ondernemingsrecht relevant vanwege het oordeel betreffende de positie van vennoten van een vof. Er wordt geoordeeld over een verzoek tot afkondiging van een afkoelingsperiode dat door een vof en haar vennoten is ingediend. Een van de schuldeisers dient een zienswijze in, met daarin het argument dat de vennoten van de vof geen beroep kunnen doen op de WHOA, enerzijds omdat zij persoonlijk geen onderneming drijven (dat doet de vof) en anderzijds omdat de vennoten zelf geen startverklaring hebben neergelegd. Onder verwijzing naar andere jurisprudentie oordeelt de rechtbank dat de vennoten wel ondernemers als bedoeld in artikel 369 lid 1 Fw zijn, omdat de onderneming van de vof voor hun rekening wordt gedreven; zij zijn immers ook met hun persoonlijke vermogen voor de schulden van de onderneming verbonden. Als een vennoot handelt in naam van de vof, doet hij dit namens de gezamenlijke vennoten en hij bindt daarmee de gezamenlijke vennoten. Een overeenkomst ‘met de vof’ moet worden aangemerkt als een overeenkomst met de gezamenlijke vennoten in hun hoedanigheid van vennoten. Dit betekent dat de vennoten – naast de vof – een beroep kunnen doen op de WHOA en dat de startverklaring waarin de vof als schuldenaar is aangemerkt in beginsel ook ten aanzien van verhaal op hun persoonlijke vermogen de mogelijkheid van een afkoelingsperiode openzet. Inhoudelijk wordt het verzoek toch afgewezen, omdat de ‘plus’ van het aan te bieden akkoord onvoldoende concreet gemaakt is en de vennoten geen inzicht hebben gegeven in de effecten van de afkoelingsperiode voor hun privéschuldeisers.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20-11-2023