Vordering tot betaling dividend in kort geding

Een aandeelhouder vordert in kort geding betaling van dividend door de vennootschap en afgifte van bescheiden. De voorzieningenrechter wijst de dividendvordering af, omdat nader feitenonderzoek nodig is naar wat op de AVA is besloten. Ook de vordering tot afgifte van bescheiden wordt afgewezen onder verwijzing naar HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM0976 (ASMI). De aandeelhouder heeft voorts geen rechtmatig belang bij een exhibitievordering.

Vereniging/Bestuursleden van afdeling

Deze zaak betreft een geschil na liquidatie van een afdeling van een vereniging. De rechtbank oordeelt dat het overgebleven geld van de geliquideerde afdeling niet onrechtmatig is overgemaakt naar een andere afdeling, omdat een gemaakte afspraak hieromtrent geldig is, ondanks dat die afwijkt van de statuten en het huishoudelijk reglement.

Samenspanning gericht op het benadelen van de bank

Voormalig DGA moet onttrokken financieringsbedrag terugbetalen aan leasemaatschappij wegens samenspanning met zijn opvolger.

Beklamelnorm niet geschonden nu geen sprake is van een prestatie van de wederpartij waarvoor vergoeding is uitgebleven

De verschuldigde vergoeding uit hoofde van een overeenkomst ter beëindiging van een arbeidsovereenkomst kon niet geheel worden voldaan door de vennootschap. De bestuurder is niet aansprakelijk voor het restant.

Bestuurdersaansprakelijkheid wegens het laten gebruiken van de vennootschap voor oplichtingspraktijken

Een bestuurder die de vennootschap laat gebruiken door anderen voor oplichtingspraktijken treft een persoonlijk ernstig verwijt, ook al wist de bestuurder niet van de oplichtingspraktijken omdat hij geen enkele controle heeft uitgeoefend.

E-mail soepel opgevat als melding van betalingsonmacht

Een vennootschap failleert wegens economische malaise. De bestuurder is door onweerlegbaar bewijsvermoeden van onbehoorlijk bestuur ex artikel 23 lid 4 Wet Bpf aansprakelijk voor onbetaalde pensioenpremies van vóór melding betalingsonmacht.

Opgeheven vof en haar vennoten, waaronder niet actieve vennoot, blijven aansprakelijk

Een opgeheven vof blijft bestaan zolang dat voor de vereffening van haar vermogen noodzakelijk is. De aansprakelijkheid van de vennoten van een vof blijft ook bestaan na opheffing van de vof. Een vennoot die niet meer actief is, maar wel nog staat ingeschreven en niet is uitgetreden, blijft ook aansprakelijk.

Esson Group c.s./HPSS International Football Education

Bestuurdersaansprakelijkheidsprocedure tegen (indirect) oud-bestuurders (art. 2:9 en 2:11 BW). Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank. Er is geen blijk van onrechtmatig en/of persoonlijk ernstig verwijtbaar handelen door de (indirect) oud-bestuurders in verband met afspraken rondom en uitvoering van een overeenkomst met betrekking tot werving van Nederlandse voetbaltrainers voor Chinese scholen.

Incidenten tot onbevoegdheid en aanhouding in verband met arbitrageprocedure

Vordering in incident tot onbevoegdheid van de rechtbank en aanhouding van de hoofdzaak vanwege een lopende arbitrageprocedure. De rechtbank acht zichzelf exclusief bevoegd om kennis te nemen van vorderingen tot vernietiging van besluiten op grond van artikel 2:15 BW. Wel wijst zij de incidentele vordering tot aanhouding van de behandeling van de hoofdzaak toe, in afwachting van de onherroepelijke uitspraak in de arbitrageprocedure.

Amiens Holding B.V./Greyfriars Group B.V. en SRI Kubera Holding B.V.

Aandeelhoudersovereenkomst. Verbod tot het uitoefenen van stemrecht op aandelen. Een aandeelhouder van een besloten vennootschap vordert in kort geding een verbod op het uitoefenen van het stemrecht door een medeaandeelhouder op grond van een aandeelhoudersovereenkomst waarin een tijdelijk stemverbod is overeengekomen. In eerste instantie wordt die vordering afgewezen, onder meer vanwege het ontbreken van een spoedeisend belang. In hoger beroep wijst de voorzieningenrechter de vordering toe. Volgens het gerechtshof is het tijdelijke stemverbod een toelaatbare contractuele afspraak. Het gerechtshof oordeelt verder dat het voor het aannemen van een spoedeisend belang bij een vordering tot nakoming van een stemafspraak niet nodig is dat een algemene vergadering gepland staat waarin besluiten genomen kunnen worden.