Aandeelhouder/Rabobank
Na een faillissement door toerekenbare tekortkoming van de Rabobank, wat door de Hoge Raad in een eerder arrest ook is bevestigd, vordert een aandeelhouder schadevergoeding door de Rabobank. De aandeelhouder stelt dat sprake is van rechtstreekse vermogensschade. A-G Hartlief concludeert echter dat sprake is van afgeleide schade, veroorzaakt door het faillissement van de groep. Met betrekking tot de uitzondering op de Poot/APB-regel concludeert de A-G dat de aandeelhouder terecht aan een aanvullende toets is onderworpen, waardoor geen schadevergoeding is toegekend, ondanks de toerekenbare tekortkoming jegens de aandeelhouder. De Hoge Raad doet de zaak af op grond van artikel 81 lid 1 RO.
Hoge Raad, 18-12-2020