X/Y
Een B.V. stelt haar voormalig statutair bestuurder aansprakelijk op grond van artikel 2:9 BW. De bestuurder wordt het verwijt gemaakt, dat hij ten nadele van de vennootschap, kort gezegd, (i) een huurovereenkomst met zichzelf is aangegaan met betrekking tot een door hem in eigendom gehouden perceel; (ii) die overeenkomst vervolgens heeft opgezegd nadat hij dat perceel had verkocht, zodat de vennootschap met de nieuwe eigenaar een nieuwe overeenkomst moest sluiten, en (iii) namens de vennootschap aan zichzelf een niet-zakelijke lening heeft verstrekt. Het aangaan van de huurovereenkomst door de bestuurder kan volgens het hof niet worden aangemerkt als ernstig verwijtbaar, aangezien niet is bewezen dat geen redelijk denkend bestuurder deze overeenkomst zou hebben gesloten. Het – ten nadele van de vennootschap – beëindigen van deze overeenkomst kan in de gegeven omstandigheden wel als zodanig worden aangemerkt, net als het aan zichzelf in privé verstrekken van een aanzienlijke lening onder zeer gunstige voorwaarden.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 03-11-2015