Naar boven ↑
4.300 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0316

Proximedia Nederland B.V./X

Proximedia en appellant, die daarbij optrad ten behoeve van de onderneming OASE, zijn een overeenkomst aangegaan. Proximedia heeft, nadat appellant een aantal facturen onbetaald heeft gelaten, de overeenkomst ontbonden en aanspraak gemaakt op betaling van een verbrekingsvergoeding. In rechte vordert Proximedia betaling van de verbrekingsvergoeding en de onbetaald gebleven facturen. De vordering van Proximedia wordt door de kantonrechter toegewezen. Appellant komt met zijn grief in hoger beroep op tegen de overweging van de kantonrechter dat appellant bij de totstandkoming van de overeenkomst zich als (mede)eigenaar van OASE heeft uitgegeven. Het hof oordeelt dat beslissend is hetgeen de betrokkenen bij het aangaan van de overeenkomst jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en redelijkerwijs mochten afleiden. Gelet op de omstandigheden dat in de overeenkomst staat vermeld dat OASE de contractpartij van Proximedia is, deze als een eenmanszaak is aangeduid en appellant de overeenkomst heeft ondertekend in zijn hoedanigheid van 'eigenaar', moet worden aangenomen dat Proximedia met appellant een overeenkomst heeft gesloten, handelende onder de naam OASE. Dat Proximedia de juistheid van de gegevens bij de KvK had kunnen controleren, brengt nog niet mee dat zij daartoe jegens appellant was gehouden en bij het aangaan van de overeenkomst niet op de juistheid van de gegevens zoals die in de overeenkomst zijn opgetekend mocht afgaan, zonder eerst het handelsregister van de KvK te raadplegen.
Gerechtshof Amsterdam (Locatie Amsterdam), 12-05-2015

Rechtspraak

OR 2015-0320

X/Y

Twee commanditaire vennoten verwijten BDO Accountants en Belastingadviseurs B.V. dat jaarrekeningen van de cv zijn goedgekeurd waarin geen voorziening was opgenomen voor een miljoenenclaim die tegen de cv was ingesteld. Zij stellen daardoor schade te hebben geleden. De rechtbank wijst deze vordering af. De rechtbank overweegt dat voor de vraag aan de hand van welke maatstaf hier moet worden beoordeeld of de accountant van BDO onrechtmatig heeft gehandeld, aansluiting kan worden gezocht bij de maatstaf zoals die door de Hoge Raad is gegeven in het Vie d’Or-arrest van 13 oktober 2006 (ECLI:NL:HR:2006:AW2080). De accountant is weliswaar in verband met deze kwestie tuchtrechtelijk berispt, maar volgens de rechtbank biedt de tuchtrechtuitspraak geen steun voor de stelling dat BDO de jaarrekeningen niet had mogen goedkeuren wegens het ontbreken van een voorziening. Of de cv gehouden was een voorziening in haar balans op te nemen in verband met de claims, moet volgens de rechtbank worden beoordeeld aan de hand van de maatstaven die hiervoor destijds golden, te vinden in artikel 2:374 BW en de richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) zoals die destijds luidden. Uitgaande van een onzekerheidspercentage van vijftig procent (zoals de proceskansen in 1995 werden ingeschat door de advocaat van de cv) vindt de rechtbank dat de directie van de cv in redelijkheid heeft kunnen besluiten om (nog) geen voorziening op te nemen in de balans in verband met de claims omdat daarover onvoldoende zekerheid bestond, en te volstaan met een vermelding van die claims in de toelichting op de balans.
Rechtbank Oost-Brabant, 26-08-2015

Rechtspraak

OR 2015-0311

Antaser/Tima

Bestuurdersaansprakelijkheid. In deze zaak gaat het om de vraag of het onrechtmatig is dat Beheer B.V. (handelend via haar bestuurder) als bestuurder van Tima B.V. ervoor heeft gezorgd dat Tima de management fee aan Beheer bleef betalen terwijl zij de facturen van (haar contractspartij) Antaser BVBA onbetaald heeft gelaten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend: wanneer een vennootschap die behoort tot een groep van vennootschappen, zoals Tima, niet over voldoende middelen beschikt om haar schuldeisers te voldoen en ook geen concrete perspectieven heeft dat deze situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren, is het in beginsel onrechtmatig – want in strijd met hetgeen naar ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt – dat zij een tot haar groep behorende crediteur, in dit geval Beheer, voldoet met voorrang boven niet tot haar groep behorende crediteuren, in dit geval Antaser. Door te bewerkstelligen dat Tima aan haar moedervennootschap Beheer maandelijks een management fee betaalde, waartoe zij de ten behoeve van Antaser ontvangen en aan haar af te dragen gelden gaandeweg verbruikte, terwijl zij Antaser onbetaald liet, heeft Beheer onrechtmatig gehandeld. Deze handelwijze is zo onzorgvuldig dat Beheer daarvan persoonlijk een ernstig verwijt treft. Voor deze onrechtmatige daad van Beheer is de bestuurder van Beheer hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 2:11 BW.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 22-07-2015