Naar boven ↑
4.329 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0296

Z Beheer/E c.s.

Bestuurdersaansprakelijkheid voor huurovereenkomsten namens een BV in oprichting en bestuurdersaansprakelijkheid in faillissement. Stilzwijgende bekrachtiging huurovereenkomsten in de zin van artikel 2:203 lid 1 BW. Geen hoofdelijke aansprakelijkheid in de zin van artikel 2:203 lid 3 BW jegens de verhuurders nu geïntimeerde het vermoeden dat hij wist of redelijkerwijs kon weten dat de vennootschap haar verplichtingen uit de huurovereenkomsten niet zou kunnen nakomen, volgens het hof overtuigend heeft ontzenuwd, mede in aanmerking nemende dat geïntimeerde en/of zijn vader risicodragend in de Vennootschap hebben geïnvesteerd en gesteld noch gebleken is dat zij in de periode tussen de oprichting en het faillissement van die vennootschap niet te rechtvaardigen profijt van de activiteiten van de Vennootschap, in het bijzonder van de met appellanten gesloten huurovereenkomsten, hebben gehad. Ter zake van de bestuurdersaansprakelijkheid verwijten appellanten het bestuur dat door de Vennootschap geen gebruik is gemaakt van de bestaande mogelijkheid om het gehuurde te exploiteren op de wijze waarop dit eerder gebeurde, welke exploitatie in hun visie profijtelijk was. De stelling van appellanten, dat geïntimeerden ten onrechte niet van een eerder in de praktijk bewezen concept gebruik hebben gemaakt, is volgens het hof in de gegeven omstandigheden ondeugdelijk. Het hof passeert elk bewijsaanbod als niet ter zake doende, althans onvoldoende gespecificeerd. De conclusie is dat de vordering van appellanten geen deugdelijke grondslag heeft. Het vonnis zal op die grond worden bekrachtigd.
Gerechtshof Den Haag (Locatie 's-Gravenhage), 28-04-2015