Lamborghini/bestuurder X

Betalingsonwil met betrekking tot de voldoening van de rekening van een gekochte auto (Lamborghini) leidt tot een ernstig verwijt en aansprakelijkheid. Ondanks afspraken keert de vennootschap de inkomsten van de verkoop van de auto niet uit aan de leverancier.

X/Y

In eerste aanleg vordert geïntimeerde van appellant terugbetaling van de op grond van overeenkomst van opdracht betaalde bedragen, zonder ontbinding van de overeenkomst. Volgens geïntimeerde heeft de bestuurder onrechtmatig gehandeld door geen werkzaamheden te verrichten maar wel te factureren. In eerste aanleg wordt dit toegewezen, waarna appellant in hoger beroep gaat. Het hof oordeelt dat een deel van de vordering inderdaad dient te worden terugbetaald, omdat door geïntimeerde is gesteld en bewezen dat de bedragen zijn betaald. Het overgrote deel van de vordering wordt echter niet toegewezen, omdat door geïntimeerde niet aan de stelplicht en bewijslast is voldaan. Voor bestuurdersaansprakelijkheid is te weinig gesteld.

Handsome Poets

De band de 'Handsome Poets' wordt geëxploiteerd door een vof waarvan de bandleden vennoten zijn. Bij oprichting is overeengekomen dat wanneer de band wordt beëindigd de winsten en verliezen gelijk verdeeld worden over de vennoten. Twee bandleden maken na een bepaalde tijd feitelijk geen deel meer uit van de band. Wanneer de vof wordt ontbonden krijgen zij een kleiner winstaandeel toebedeeld ten opzichte van de overige bandleden. De twee eerder uitgetreden bandleden vorderen bij de rechter dat de gelden gelijk worden verdeeld over de vennoten. De rechtbank acht een volledig evenredige verdeling van de winsten en verliezen over de vennoten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.

Rixona/Oostrom

Rixona vordert van Oostrom vof betaling van een factuur. Oostrom vof wilt de factuur verrekenen met een vordering van Oostrom vof op Rixona uit hoofde van wanprestatie. De rechtbank wijst de vordering van Rixona op Oostrom vof volledig toe. Het beroep van Oostrom vof op een verrekenbare vordering op Rixona wegens wanprestatie gaat niet op. Oostrom vof is geen partij geworden bij de overeenkomst, waardoor de vordering en schuld in van elkaar gescheiden vermogens vallen.

Iszgro Holding

Vanwege de impasse in de algemene vergadering van aandeelhouders beveelt de Ondernemingskamer een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van Iszgro Holding B.V. en Iszgro Diodes B.V. Dit onderzoek zal echter een beperktere reikwijdte hebben dan Lisz c.s. beogen, aangezien de andere door Lisz c.s. aangevoerde kwesties geen gronden opleveren om aan een juist beleid van Iszgro Holding c.s. te twijfelen.

Eiser vordert schadevergoeding van broer en vader

Overwogen wordt dat een bestuurder zich niet aan zijn verantwoordelijkheid kan onttrekken door zich niet op de hoogte te (laten) stellen van de gang van zaken binnen de vennootschap. Verder gaat de rechtbank in op de klachtplicht van artikel 6:89 BW. Volgens de rechtbank is deze van toepassing op alle verbintenissen. De vorderingen uit hoofde van artikel 2:9 BW zijn gegrond in de verbintenis tussen de bestuurders en de vennootschap. Uit die verbintenis vloeit voort dat het bestuur van de vennootschap aan de bestuurders is opgedragen en tevens dat zij gehouden zijn deze taak behoorlijk te vervullen. Dit maakt dat artikel 6:89 BW ook van toepassing is op de vorderingen uit hoofde van artikel 2:9 BW.

Swoot BV

Centraal staat de vraag of geïntimeerde geld heeft geleend aan appellant in privé of aan (een groep) vennootschappen ('Swoot') waarbij appellant als werknemer betrokken is geweest. Het hof oordeelt dat niet onderbouwd noch gebleken is dat appellant bestuurder was van, of anderszins bevoegd was om namens één of meer van de Swoot-vennootschappen geldleningsovereenkomsten aan te gaan. In beginsel leidt dit tot de conclusie dat geïntimeerde erop mocht vertrouwen dat zij geldleningsovereenkomsten met appellant in privé sloot.

X BV

Aansprakelijkheid van (in)directe bestuurders van een vennootschap voor betalingen aan henzelf in het zicht van een faillissement van de vennootschap (HR 23 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1204 (K/Maas q.q.)). Wat betreft de betalingen door X B.V. aan appellanten (de direct en indirect bestuurder) komt het hof tot de conclusie dat deze betalingen (i) plaatsvonden in het zicht van het faillissement, (ii) dat appellanten wisten of behoorden te weten dat het faillissement aanstaande was, (iii) dat het gaat om betalingen van eigen vorderingen van de (in)directe bestuurders die in rang niet hoger waren dan die van andere schuldeisers en (iv) dat geen sluitende rechtvaardiging voor deze selectieve betalingen is gegeven, zodat appellanten wisten of redelijkerwijs moesten begrijpen dat deze betalingen aan henzelf tot gevolg zouden hebben dat X B.V. andere verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade en dat appellanten in verband met het bevorderen van die betalingen persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken. Aldus is hun aansprakelijkheid in zoverre gegeven.

H.R.C. Holding B.V.

De Ondernemingskamer beveelt een onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van H.R.C. Holding B.V. Daarnaast acht de Ondernemingskamer – vanwege de verstoorde verhoudingen tussen beide aandeelhouders en de impasse op aandeelhouders- en bestuurlijk niveau – het noodzakelijk onmiddellijke voorzieningen te treffen.

KNAW

De KNAW heeft niet in redelijkheid kunnen komen tot het besluit tot opheffing van het ICIN. Het besluit tot het stopzetten van de financiering van het ICIN, waarover geen advies was gevraagd aan de ondernemingsraad, leidt er de facto toe dat het ICIN als instituut van de KNAW wordt opgeheven. De ondernemingsraad heeft daardoor geen wezenlijke invloed op het besluit tot opheffing van het ICIN kunnen uitoefenen.