Air Holland
De bestuurders worden aansprakelijk gesteld omdat zij er eind 2001/begin 2002 ernstig rekening mee dienden te houden dat de vennootschap, waarvan zij bestuurder waren, (ook na verrekening) nog een aanzienlijk bedrag aan Air Holland zou moeten betalen. Desondanks hebben zij in 2002 ingestemd met de overdracht van de activiteiten c.q. activa van de vennootschap aan een zustermaatschappij, zonder dat zij een voorziening op de balans hebben opgenomen voor de harde claim van Air Holland, noch daarvoor anderszins geld hebben gereserveerd. De Hoge Raad oordeelt dat de bestuurders een ernstig verwijt kan worden gemaakt omdat zij wisten of redelijkerwijs hadden behoren te begrijpen dat de door hen bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Voldoende is dat de bestuurders ten tijde van de hen verweten gedraging ernstig rekening hadden moeten houden met de mogelijkheid dat, ondanks de gestelde tegenvordering, een vordering op de vennootschap zou resteren.
Hoge Raad, 04-04-2014