T en C B.V.
Op 27 juli 2005 is Trend en Co B.V. op eigen aanvraag failliet verklaard. Daarop heeft T en C de activa van Trend en Co B.V. gekocht en haar activiteiten voortgezet. Daartoe heeft X (appellant) van Y (geïntimeerde) €20.000 geleend. Op 18 januari 2006 is ook T en C failliet verklaard. In het eindvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat X er niet in is geslaagd het bewijsvermoeden van artikel 2:203 lid 3 BW te ontkrachten, en X veroordeeld tot betaling. In hoger beroep laat het hof dit oordeel in stand. Een beroep op artikel 2:203 lid 3 BW komt in casu niet in strijd met de (beperkende werking van) redelijkheid en billijkheid. Grief II, die klaagt dat X niet redelijkerwijs kon weten dat T en C haar plichten jegens Y niet zou kunnen nakomen, faalt. Dat X geloofde in de mogelijkheid om een doorstart met nieuwe investeerders te kunnen realiseren maakt niet dat X bij het aangaan van de overeenkomst met Y niet wist of redelijkerwijs kon weten dat T en C (zonder die investeerders) haar verplichtingen niet na kon komen. Grief III, die klaagt dat de artikelen 6:110 BW en 6:109 BW ten onrechte niet zijn toegepast, faalt eveneens.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 22-07-2014