A/B
A verhuurt vanaf 2000 een deel van een pand aan Stichting W.I.A. De stichting verbouwt een deel van hetgeen zij huurt tot een woning voor een van haar bestuurders, B, welke de woning nog in 2000 betrekt. Wegens vochtproblemen neemt de stichting het pand verder nooit in gebruik. In 2002 wordt de huurovereenkomst ontbonden en wordt de stichting veroordeeld tot het betalen van de schuldig gebleven huurpenningen. De stichting komt deze verplichting niet na. A vordert van B, destijds penningmeester en bestuurder van de stichting, de schuldig gebleven huurpenningen. Het hof wijst de vordering af. B heeft succesvol weersproken dat hij wist of had moeten weten dat de stichting de overeenkomst niet na zou kunnen komen.
Hoge Raad, 13-06-2014