Naar boven ↑

ALGEMENE MEDEDELING

In de loop van januari 2025 wordt deze online omgeving geïntegreerd in Boomportaal (www.boomportaal.nl), waarna deze omgeving wordt opgeheven. Vanaf dat moment linkt deze URL automatisch door naar Boomportaal.

4.518 resultaten

Rechtspraak

OR 2015-0358

X/Y

Eiseressen hebben ieder een vermogensbeheerovereenkomst gesloten met Attica. Eiseressen stellen dat Attica de vermogensbeheerovereenkomsten niet is nagekomen en dat door Attica een risicovol beleggingsbeleid gevoerd is. Volgens eiseressen heeft Attica daarmee niet gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vermogensbeheerder mocht worden verwacht. Als gevolg daarvan zouden eiseressen schade geleden hebben, voor welke schade zij de bestuurder van Attica persoonlijk aansprakelijk stellen. Attica zelfs is reeds in 2012 gefailleerd. Eiseressen betogen in de eerste plaats dat gedaagde rechtstreeks uit onrechtmatige daad aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. De rechtbank stelt vast dat van een situatie als bedoeld in het Spaanse Villa-arrest hier geen sprake is, omdat het in dezen immers steeds gaat om het al dan niet toelaten of bewerkstellingen door gedaagde dat Attica tekortschiet in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de met eiseressen gesloten vermogensbeheerovereenkomsten, dan wel dat Attica in strijd met haar zorgplicht en daarmee onrechtmatig jegens eiseressen heeft gehandeld. Eiseressen hebben in de tweede plaats betoogd dat gedaagde als bestuurder van Attica jegens eiseressen persoonlijk aansprakelijk is voor de door hen geleden schade als gevolg van de tekortkomingen van Attica. De rechtbank concludeert dat evenmin is komen vast te staan dat gedaagde persoonlijk een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt ter zake van het tekortschieten van Attica. Gedaagde is noch rechtstreeks, noch als bestuurder persoonlijk aansprakelijk te houden. De vorderingen van eiseressen zullen derhalve worden afgewezen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 23-09-2015

Rechtspraak

OR 2015-0352

SHS/Il Primo c.s.

Verwatering houder van een pandrecht op aandelen door omzetting en uitgifte nieuwe aandelen. Onrechtmatige daad, bestuurdersaansprakelijkheid. Er bestaat geen regel die een aandelenemissie verbiedt in het geval dat er al een pandrecht rust op (een deel van) de reeds bestaande aandelen in een vennootschap. Dat betekent echter niet dat een dergelijke emissie, zonder rekening te houden met de belangen van de pandhouder, ook onder alle omstandigheden geoorloofd is. Il Primo c.s. doet het onterecht voorkomen alsof SHS een willekeurige schuldeiser is die zekerheid heeft bedongen en daarbij bewust het risico op verwatering heeft aanvaard, aldus de rechtbank. De rechtbank is van oordeel dat onzorgvuldig is gehandeld jegens SHS door mee te werken aan de aandelenemissie, zonder rekening te houden met de belangen van SHS. Gelet op de omstandigheden van dit geval kan niet gezegd worden dat SHS haar zaken beter had moeten regelen. Moonen had er in zijn hoedanigheid van bestuurder van de betrokken rechtspersonen zorg voor moeten dragen dat recht werd gedaan aan de positie van SHS, bijvoorbeeld door het stellen van adequate vervangende zekerheid. Van zijn handelen (of juist nalaten) op dit punt treft hem persoonlijk een ernstig verwijt. De rechtbank is voorts van oordeel dat de wetenschap en het handelen van Moonen als enig bestuurder van Il Primo en Il Meglio aan die vennootschappen kan worden toegerekend. Los van artikel 6:166 BW zijn zij naast Moonen hoofdelijk aansprakelijk voor de door SHS geleden schade. Aan de vereisten van artikel 6:166 BW is dan ook voldaan.
Rechtbank Oost-Brabant (Locatie 's-Hertogenbosch), 07-10-2015

Rechtspraak

OR 2015-0348

Dekker q.q./Geïntimeerde

Het hof overweegt ten aanzien van de vraag of geïntimeerde, vanwege te late publicatie van de jaarrekening en vanwege een aantal materiële verwijten, op de voet van artikel 2:248 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor het faillissementstekort van W en D als volgt. Nu het bestuur van W en D, waarvan destijds alleen geïntimeerde deel uitmaakte, niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de jaarrekening tijdig te publiceren en er geen sprake is van een onbelangrijk verzuim, staat op grond van artikel 2:248 lid 2 BW vast dat het bestuur zijn taak ook voor het overige onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat de onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van W en D. Geïntimeerde ontzenuwt dit vermoeden door aannemelijk te maken dat een verkeersongeval een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het ligt aldus op de weg van de curator om op de voet van artikel 2:248 lid 1 BW aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden geen redelijk denkend bestuurder zo lang zou hebben voortgezet als geïntimeerde heeft gedaan, waarbij de schulden flink opliepen. De curator heeft aannemelijk gemaakt dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch (Locatie 's-Hertogenbosch), 29-09-2015

Met annotatie door T.D.J. Oosterink

Rechtspraak

OR 2015-0349

Scheepvaartonderneming Polar Snow

In deze zaak staat centraal de uitleg van een bindend adviesclausule in een CV-akte. De stille vennoten hebben de CV met algemene stemmen ontbonden en de beherend vennoot aangesteld als vereffenaar. In deze procedure vorderen de vennoten, verkort weergegeven, dat de rechtbank een deskundige aanstelt die de liquidatie en vereffening van de CV controleert, mede ter controle of de beherend vennoot onrechtmatig jegens de CV heeft gehandeld. In de CV-akte is opgenomen dat alle geschillen worden beslecht door een bindend advies overeenkomstig het reglement van het NAI. Bindend adviseurs hadden eerder geoordeeld dat een besluit van de vennotenvergadering, inhoudende de beëindiging van de positie van de beherend vennoot, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat aan dat besluit geen rechtens effect toekomt. De rechtbank in deze zaak heeft, samengevat, geoordeeld dat de bindend adviesclausule zodanig ruim is dat daaronder ook geschillen over de vereffening moeten worden verstaan, en heeft zich daarom onbevoegd verklaard. De grieven in hoger beroep hebben onder meer betrekking op de vraag hoe de bindend adviesclausule moet worden uitgelegd. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat de tekst van de clausule duidt op een ruime reikwijdte. Door de vennoten zijn geen feiten en omstandigheden aangevoerd die tot een meer restrictieve uitleg zouden moeten leiden, aldus het hof.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 06-10-2015

Met annotatie door M. Mussche

Rechtspraak

OR 2015-0347

X/Y

Onbehoorlijk bestuur. Aansprakelijkheid voor boedeltekort. Onrechtmatige schuldeisersbenadeling. De eisen die artikel 2:10 BW stelt, hangen mede af van de aard en opzet, alsmede de organisatie van de onderneming van de rechtspersoon en haar werkzaamheden. Daarbij gaat het erom dat het bestuur op verantwoorde wijze beslissingen kan nemen op basis van betrouwbare informatie over de financiële positie van de vennootschap en dat uit die informatie, ook voor een faillissementscurator, een eenduidig en getrouw beeld volgt van de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon. Ondanks het ontbreken van grootboekoverzichten, debiteuren- en crediteurenlijsten, journaalposten en kolommenbalansen, geeft de wel aanwezige 'onderliggende administratie' een redelijk inzicht in de vermogenstoestand. Voor de vraag of de rechtshandeling de schuldeisers van de vennootschappen heeft benadeeld, moet de hypothetische situatie waarin de schuldeisers zouden hebben verkeerd zonder de gewraakte rechtshandeling worden vergeleken met de situatie waarin zij zich feitelijk bevinden als die rechtshandeling onaangetast blijft. Het gaat er daarbij om of de met de rechtshandeling samenhangende voor- en nadelen tot benadeling van de schuldeisers hebben geleid. Het enkele feit dat de vennootschappen hun bedrijfsvoering ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst hadden gestaakt, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer met zich dat het niet noodzakelijk was om een kantoorruimte te huren.
Rechtbank Noord-Nederland (Locatie Leeuwarden), 23-09-2015