X/Y
In deze zaak heeft Whermo B.V. met een aantal groepsvennootschappen een activa-overeenkomst gesloten, waarbij Whermo haar voorraad en inventaris heeft verkocht aan haar enig aandeelhouder, alle intellectuele eigendomsrechten heeft verkocht aan de enige bestuurder van Whermo (de holding), en alle lopende contracten en de goodwill van Whermo heeft overgedragen aan vier andere groepsvennootschappen. De curator van Whermo B.V. stelt onder meer dat de bestuurders door het sluiten van de activa-overeenkomst hun taken kennelijk onbehoorlijk hebben vervuld, hetgeen een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Whermo, zodat de bestuurders uit hoofde van artikel 2:248 lid 1 BW hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort van het faillissement. De rechtbank overweegt dat het feit dat met de kennis van nu geoordeeld zou kunnen worden dat een bepaalde beslissing uit het verleden onjuist of onverstandig is gebleken, onvoldoende is om van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling te kunnen spreken. Volgens de rechtbank zijn de stellingen van de curator onvoldoende om de conclusie te rechtvaardigen dat de bestuurders door het aangaan van de activa-overeenkomst niet hebben gehandeld als een redelijk denkend en handelend bestuurder onder dezelfde omstandigheden op een dergelijke wijze zou hebben gedaan en er dus sprake zou zijn van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. Redengevend voor dit oordeel is – kort gezegd – dat de curator haar stellingen, gelet op het verweer van de bestuurders over de toestand van Whermo en de ontbrekende redelijke alternatieven, onvoldoende nader heeft onderbouwd, terwijl het juist op de weg van de curator lag om dit wel te doen.
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 29-07-2015